Als de droogloopsensoren niet in de
vloeistof zijn ondergedompeld, dan kan
N.B.
de pomp niet inschakelen.
11.2 Bedrijfsmodi
De pompen zijn bedoeld voor bedrijf met tussenpo-
zen (S3). Bij volledige onderdompeling kunnen de
pompen ook continu draaien (S1).
Afb. 10 Bedrijfsniveaus
• S3, bedrijf met tussenpozen:
De elektronica van de pomp zal de pomp t.z.t.
automatisch uitschakelen. De bedrijfsmodus S3
betekent dat binnen een periode van 10 minuten
de pomp 4 minuten moet draaien en 6 minuten
uitgeschakeld moet zijn. Zie afb. 11.
In deze bedrijfsmodus is de pomp gedeeltelijk
ondergedompeld in de verpompte vloeistof, d.w.z.
dat het vloeistofniveau minimaal het midden van
de motor bereikt. Zie afb. 10.
P
Bedrijf
4 min.
Uitge-
schakeld
Afb. 11 S3 bedrijf
S1
S3
6 min.
t
10 min.
• S1, continu bedrijf:
In deze bedrijfsmodus kan de pomp continu
draaien, zonder dat deze hoeft te worden uitge-
schakeld om te koelen. Zie afb. 12. Doordat de
pomp volledig is ondergedompeld, wordt deze vol-
doende gekoeld door de omringende vloeistof.
Zie afb. 10.
P
Afb. 12 S1 bedrijf
11.3 Draairichting
De wikkeling van alle eenfasepompen is in de
fabriek ingesteld op de juiste draairichting.
De elektronica van de driefasenpompen zorgt
ervoor dat de pomp niet inschakelt bij een foutieve
fasevolgorde, en daardoor een verkeerde draairich-
ting.
Als de pomp niet draait en het vloeistofniveau is
hoger dan de droogloopsensoren, verwissel dan L1
en L2.
De pomp draait met de klok mee, van
bovenaf bekeken. Na inschakeling geeft
N.B.
de pomp een ruk in de richting tegenge-
steld aan de draairichting.
Afb. 13 Reactierichting van de pomp
11.4 Het resetten van de pomp
Om de pomp te resetten dient u de voedingsspan-
ning naar de pomp gedurende 1 minuut uit te scha-
kelen, en daarna opnieuw in te schakelen.
t
165