Bedieningsinstructies
1.
Veiligheidsinstructies
1.1.
Algemene veiligheidsinstructies
Normen/richtlijnen
Veiligheidsinstructies/
waarschuwingen
Kwalificatie van personeel
Inbedrijfname
Veiligheidsmaatregelen
Multi-turn aandrijving SAExC 07.1 – SAExC 16.1/SARExC 07.1 – SARExC 16.1 Intrusive
AUMA producten worden volgens de erkende normen en richtlijnen geconstru-
eerd en gefabriceerd. Dit is in een verklaring van de fabrikant en in een confor-
miteitsverklaring geattesteerd.
De gebruiker van de installatie en de contractor dienen erop te letten, dat met
betrekking tot de montage, elektrische aansluiting en inbedrijfname op de
plaats van de installatie alle wettelijke eisen in acht worden genomen. Hiertoe
.
behoren o.a.:
Normen en richtlijnen, zoals bijv. de EN 60079 „Elektrisch materieel voor
plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen" -
Deel 14: Elektrische installaties voor aan gevaar blootgestelde omge-
vingen (uitgezonderd mijnbouw).
Deel 17: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties in explosie-
.
gevaarlijke omgevingen (uitgezonderd mijnbouw).
.
Van toepassing zijnde montagerichtlijnen voor veldbustoepassingen.
Nationale regelgevingen, wetten en voorschriften.
Personen die aan dit apparaat werkzaamheden verrichten, moeten volledig op
de hoogte zijn van alle veiligheids- en waarschuwingsinstructies alsmede de
aanwijzingen in deze bedieningsinstructies. Veiligheidsinstructies en waar-
schuwingsstickers op het product moeten in acht genomen worden om per-
soonlijk letsel en/of materiële schade te voorkomen.
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfname alsmede het bedienen en
de onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd perso-
neel worden uitgevoerd.
Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door con-
tractor geautoriseerd te zijn.
Voordat met werkzaamheden aan dit product wordt begonnen moet dit perso-
neel deze bedieningsinstructies gelezen en begrepen hebben, alsmede op de
hoogte zijn van de geldende veiligheidsvoorschriften inzake arbeidsomstandig-
heden en deze in acht nemen.
Werkzaamheden in de Ex-zone vallen onder bijzondere bepalingen die nage-
leefd dienen te worden. Voor het naleven en bewaken van deze bepalingen,
normen en wetten is tevens de gebruiker van de installatie of de contractor
verantwoordelijk.
Het is belangrijk dat voor de inbedrijfname gecontroleerd wordt of alle instel-
lingen met de eisen van de desbetreffende toepassing overeenkomen. Een
verkeerde instelling kan leiden tot gevaren tijdens gebruik, bijv. de beschadi-
ging van de afsluiter of de installatie.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende eventuele schade.
Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker.
.
Bedrijf
Voorwaarden voor een probleemloze en veilige werking:
Een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren, alsook een
.
zorgvuldige inbedrijfname.
De apparatuur uitsluitend in een goede staat, met inachtneming van deze
.
bedieningsinstructies, gebruiken.
.
Storingen en beschadigingen dienen direct te worden gemeld en verholpen.
Neem de geldende veiligheidsvoorschriften (Arbo) met betrekking tot de
.
arbeidsomstandigheden in acht.
.
Neem de nationale voorschriften in acht.
Tijdens het in bedrijf zijn wordt de behuizing warm en kunnen hogere
oppervlaktetemperaturen > 60 °C onstaan. Ter voorkoming van mogelijke
brandwonden adviseren wij om voor aanvang van de werkzaamheden de
oppervlaktetemperatuur met een geschikte meter te meten.
De gebruiker van de installatie of de contractor is verantwoordelijk voor de
noodzakelijke plaatselijke veiligheidsmaatregelen, zoals bijv. afdekkingen,
afsluitingen of persoonlijke beschermingsmaatregelen voor het personeel.
Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften moeten in acht worden genomen, omdat anders de
veilige werking van de apparatuur niet meer gegarandeerd is.
Wijzigingen aan de apparatuur zijn uitsluitend met toestemming van de fabri-
kant toegestaan.
met besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 Profibus DP
5