Multi-turn aandrijving SAExC 07.1 – SAExC 16.1/SARExC 07.1 – SARExC 16.1 Intrusive
met besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 Profibus
DP
5.
Elektrische aansluiting
5.1.
Algemene aanwijzingen
WAARSCHUWING
Schakelschema/aansluitschema
Beveiliging door de klant/contrac-
tor te verzorgen
Kabels plaatsen volgens de
EMC-standaard
18
Gevaar bij een onjuiste elektrische aansluiting!
Indien de waarschuwing wordt genegeerd, kan overlijden, het oplopen van
zware schadelijke gevolgen voor de gezondheid of materiële schade het
gevolg zijn.
Ò De elektrische aansluiting mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd.
Ò Neem vóór het aansluiten de algemene aanwijzingen in dit hoofdstuk in acht.
Ò Na het aansluiten, maar vóór het inschakelen van de voedingsspanning,
eerst het hoofdstuk inbedrijfname en proefdraaien lezen.
Het bijbehorende schakel-/aansluitschema wordt bij de uitlevering samen met
deze bedieningsinstructies in een weerbestendige tas aan het toestel
bevestigd. Indien het schema niet meer beschikbaar is, kan het onder
vermelding van het commissienummer (zie typeplaatje) worden opgevraagd,
of direct van het internet (www.auma.com) worden gedownload.
Voor de beveiliging tegen kortsluiting en het vrijschakelen van de aandrijving
zijn, door de klant/contractor te verzorgen, zekeringen en lastscheiders
noodzakelijk.
De stroomwaarden voor de bepaling van de groottes worden bepaald door de
som van het stroomverbruik van de motor plus het stroomverbruik van de
besturingseenheid.
Stroomverbruik motor:
zie het typeplaatje op de motor (nominale stroom).
Stroomverbruik besturing in relatie tot de voedingsspanning:
100 tot 120 V AC = max. 650 mA
208 tot 240 V AC = max. 325 mA
380 tot 500 V AC = max. 190 mA
24 V DC (+10 %/–15 %) = max. 500 mA, afvlakcondensator 2200 µF
stroomverbruik bij aandrijving met gelijkstroommotor:
24 V DC (+10 %/–10 %) = max. 750 mA, afvlakcondensator 2200 µF
De maximaal toelaatbare zekering bij besturingseenheden met een nominaal
vermogen van 1,5 kW bedraagt 16 A (gL/gG) en bij besturingseenheden met
een nominaal vermogen van 7,5 kW 32 A (gL/ gG).
Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig.
.
Motorkabels kunnen storingen veroorzaken.
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot
.
mogelijke onderlinge afstand van elkaar leggen.
De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger
.
als de kabels dichtbij het massapotentiaal worden gelegd.
Lange kabels zo mogelijk vermijden, of erop letten dat zij in zones gelegd
.
worden waar storingsbronnen weinig invloed hebben.
Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing
.
veroorzakende kabels vermijden.
Bij het aansluiten van standmelders (potentiometer, RWG, MWG) moeten
afgeschermde kabels worden toegepast.
Bedieningsinstructi