Afb.86 Afsluiters
A
B
4
2
1
C
Afb.87 Beschermdoppen van afsluiters
B
A
8
1
3
2
C
7611430 - v02 - 14122015
6.11.4 Vacuüm trekken
1. Controleer of de afsluiters A en B / C dichtgedraaid zijn.
2. Sluit de vacuümmeter en de vacuümpomp aan op het servicekop
pelstuk op afsluiter A.
3. Trek een vacuüm in de binnenmodule en de koelleidingen.
4. Controleer de druk aan de hand van onderstaande tabel:
Buitentemperatuur
1
Te hanteren onderdruk
Tijdsduur van het vacuüm
trekken, na het bereiken van
de onderdruk
5. Draai de kraan dicht tussen de vacuümmeter/vacuümpomp en de
afsluiter A.
6. Open na uitschakeling van de vacuümpomp onmiddellijk de kranen.
1
MW-M002499-2
6.11.5 Kranen open zetten
1. Verwijder de beschermdop van de koudemiddelkraan, vloeistofzijdig
2. Open kraan A met een inbussleutel door deze tegen de klok in tot
5
de aanslag te draaien.
3. Plaats de beschermdop terug.
4. Verwijder beschermdop van koudemiddelkraan B of C, gaszijdig.
6
5. Zet de kraan open.
4
Kraan B
Kraan C
4
6. Plaats de beschermdop terug.
7. Koppel de vacuümmeter en de vacuümpomp los.
6
8. Plaats de beschermdop terug op kraan A.
9. Draai alle beschermdoppen vast met een momentsleutel met een
5
aanhaalmoment van 20 tot 25 N·m.
10. Controleer de afdichting van de koppelstukken met behulp van een
lekdetector.
MW-M002295-2
°C
≥ 20
10
600
Pa
1000
(0,00
(bar)
(0,01)
6)
h
1
1
Open de kraan met een tang door deze een
kwartslag tegen de klok in te draaien.
Open de kraan met een inbussleutel door de
ze tegen de klok in tot de aanslag te draaien.
6 Installatie
0
- 10
250
200
(0,00
(0,00
25)
2)
2
3
73