5.4 Basis- en nabemesting strooien
Basis-bemesting strooien
De strooier hangt evenwijdig met
de bodem; de
afstand
van de strooiboom tot de grond is
70
cm.
Alle verdelerplaten aan
de
strooiboom en in
het
midden van
de machine,
wijzen
naar beneden. De
strooivakken zijn nauwelijks windgevoelig (fig.15
, 16/
î
,
16/2).
Na-bemesting strooien
De machine wordt evenwijdig met de bodem gesteld en tot kort boven de aren, omhoog
gelicht. Is
de
hydraulische hefhoogte van de traktor niet
toereikend, dan bestaat de mogeijkheid om de
onder-
ste draagarm-tappen
in
de ca.
18
cm. lager
liggende
gaten
,
over te stekken (fig.25/2).
De
derde aan
-
wezige gaten
zijn
voor
bevestiging
van
tappen van de Kategorie
111.
Alle verdeelplaten aan de
strooiboom
w ijzen naar omhoog
(fig.17).
De
verdeelplaten in het buitenste machine-deel (fig.16/î) links-
en
rechts,
worden geheel afgenomen.
Onder
de
machine (fig.16/2), worden bij de
15-,
16-
en
18
m.
strooi
boom de verdeelplaten zonder te
vervangen,
afgenomen
(vergelijk ook
fig.18/
1 ).
Is
de
strooier met een
10-
of
12 m.
strooi boom
uitge-
voerd,
dan worden de verdeelplaten
onder
de
machine
(fig.16/2),
omgewisseld
tegen de in
fig.18/2
afgebeelde
platen.
Het omkeren van de verdeelplaten vindt
aan
de
strooi
boom plaats
zonder gebruik
van
gereedschap.
Daartoe de plastik nokken aan de "u itlopen" van de
verdeelplaten
naar de zijkant buigen en de
ver-
deelplat
uit
de geleiding
trekken
.
De omgedraaide verdelerplaat
dan
in
de
juiste
geleiding (fig .19)
schuiven, totdat de plastik
nok in
de
blokkering
gaat.
5.5 Strooien op het veld, adviezen voor de modellen -H-
Aftakas
en hydro-aandrijving
bij
laag
motor-toerental inschakelen
en
tot
aftakas toerental 540
omw/
min. opvoeren.
De door de afdraai
proef berekende hydro-motortoerental instellen
en
met
de vooraf
gekozen
rijsnelheid
wegrijden. De dosering over de
hoofdtoets
-4-
(fig.8) inkoppelen.
Aan het
einde
van
het
perceel de dosering over dezelfde
hoofdtoets
weer
uitschakelen,
snelheid
minderen
en keren
.
Voor
de nieuwe
werkgang de traktor weer op
toeren
brengen,
de doseer-aandrijving
inschakelen
en
met regelmatige, vooraf gekozen
snelheid
rijden. Bij het wenden blijft de hydro-aandrijving
ingescha-
keld. Tijdens het werken kan de op de digitaal-aanwijzing verschijnende
waarde, schommelen.
Afwij
-
kingen van
ca.
1 hebben
geen
betekenis. Niettemin verandert bij het
warm worden de
hydraulische
olie viskositeit. Dit
leidt
tot
afwijkingen
van het ingestelde
toerental.
In
dit
geval
moet het
toerental
met
behu
lp
van
de
toets 2 (fig.8) te
worden
nageregeld.
Let steeds
op de gelijkheid aan de door de
afdraai
proef vastgestelde rijsnelheid
en
op het
ventilator-
of aftakas toerental van 540omw/min.
Ook
bij
machines die met AMATRON Il worden
ingezet,
mag het toerental van de ventilator,
afhange-
lijk van de werkbreedte, niet te veel afzakken, daar anders de nauwkeurige dwarsverdeling van
de
kunstmest niet meer gewaarborgd is.
Zou
de
elektronik-
of de
afstandsbediening een keer
uitvallen
,
dan kan
het toerental van
de
hydro-
motor met de hand
worden
ingesteld.
33