14. Starten van de helikopter
Nadat de helikopter en zender zijn ingeschakeld en de sensoren met succes zijn gekalibreerd, kan de helikopter
worden gestart. Hiervoor zijn twee verschillende methoden beschikbaar.
Belangrijk:
Let voor de start op dat de beide rotorbladen 180° ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd. Anders kan de
onbalans van de verkeerd uitgelijnde rotorbladen het model tijdens het opstartproces omverwerpen.
Automatische start
Ga achter de modelhelikopter staan en druk kort op de
drukknop voor de start, landen en noodstop (zie ook afb 1,
pos. 10). De beide rotoren beginnen te draaien en verho-
gen het toerental tot de helikopter los komt van de grond
en overgaat in de stijgvlucht.
Na de stijgvlucht vermindert het model automatisch het
motorvermogen op een hoogte van ong. 120 cm en zweeft
het op dezelfde hoogte ter plaatse. Tijdens de automati-
sche startfase knippert de LED op de modelhelikopter.
Als het model tijdens het opstijgen zijwaarts uitbreekt, kan
de vliegrichting worden gecorrigeerd met behulp van de
afstandsbediening volgens de hierboven beschreven pro-
cedure.
Opgelet, belangrijk!
De automatische start kan op elk moment worden afgebroken. Hiervoor is het voldoende om de stuurknup-
pel voor de vlieghoogte- en staartfunctie (zie afbeelding 13, pos. 9) bij het starten kort naar beneden te
bewegen. De helikopter zal dan niet meer verder stijgen, maar op de bereikte hoogte zweven.
Handmatige start
Beweeg de linker stuurknuppel naar de linker benedenhoek en de rechter stuurknuppel naar de rechter benedenhoek
(zie afbeelding 13). De rotoren beginnen te draaien.
Als u nu de stuurknuppel voor de vlieghoogte- en staartfunctie (zie afbeelding 13, pos. 9) naar boven beweegt, zal de
hoofdrotor de snelheid verhogen en zal de helikopter opstijgen. Wanneer de gewenste vlieghoogte is bereikt, beweegt
u de stuurknuppel voor de vlieghoogte- en staartfunctie terug naar de middenpositie.
De helikopter is uitgerust met een automatische hoogtestabilisatie. Deze stabilisatie neemt de luchtdruk als
referentie voor de actuele vlieghoogte. Aangezien de meetwaarden bij minimale hoogtewijzigingen slechts
gering wijzigen, kunnen lichte schommelingen in de vlieghoogte niet worden vermeden.
104
Afbeelding 13