Inbedrijfstelling
6.3
Montagevoorschrift aansluiting hydraulische turbineaandrijving
Afb. 90/...
(A)
Machinegedeelte
(B)
Tractorgedeelte
(1)
Hydraulische motor voor turbine
N
= 4000 t/min.
max.
(2)
Filter
(3)
Enkel- of dubbelwerkende regeleenheid met
voorrang
(4)
Reservoir hydraulische olie
(5)
Toevoer:
persleiding(markering: 1 rode slangklem)
Retour:
(6)
persvrije leiding met "grote" insteekkoppeling
(markering: 2 rode slangklemmen)
86
De stuwdruk mag niet hoger zijn dan 10 bar. Volg daarom de
montagevoorschriften bij het aansluiten van de hydraulische
turbineaansluiting op.
·
Sluit de hydraulische koppeling van de drukleiding (Afb. 90/5)
aan op een enkel- of dubbelwerkende tractorregeleenheid met
voorrang.
·
Sluit de grote hydraulische koppeling van de retourleiding (Afb.
90/6) alleen aan op een drukloze tractoraansluiting met directe
toegang tot het reservoir met hydraulische olie (Afb. 90/4).
Sluit de retourleiding niet aan op een tractorregeleenheid zodat
de stuwdruk van 10 bar niet wordt overschreden.
·
Om de tractorretourleiding achteraf aan te sluiten, gebruikt u
uitsluitend pijpen DN 16, bijv. Ø 20 x 2,0 mm met korte
retourleiding naar het reservoir met hydraulische olie.
De hydraulische pomp van de tractor dient een capaciteit te hebben
van minimaal 80 l/min. bij 150 bar.
Afb. 90
De hydraulische olie mag niet te warm worden.
Grote oliestromen in combinatie met kleine oliereservoirs zorgen
ervoor dat de hydraulische olie snel warm wordt. De inhoud van het
oliereservoir van de tractor (Afb. 90/4) dient minimaal twee keer zo
groot te zijn als de gepompte hoeveelheid olie. Als de hydraulische
olie te sterk opwarmt, dient in een vakwerkplaats een oliekoeler te
worden ingebouwd.
Als behalve de hydraulische motor van de turbine een tweede
hydraulische motor moet worden aangedreven, dienen beide
motoren parallel te worden geschakeld. Als beide motoren in serie
worden geschakeld, wordt de toelaatbare oliedruk van 10 bar achter
de eerste motor altijd overschreden.
Cirrus BAH0006 03.06