Opbouw en werking
5.19
Verdeelkop en rijpadenschakeling
In de verdeelkop (Afb. 79/1) wordt het zaaigoed
gelijkmatig verdeeld over alle zaaischijven. Het
aantal verdeelkoppen is afhankelijk van de
werkbreedte van de machine. Per verdeelkop is
er altijd een doseerunit.
Bij zaaimachines met twee verdeelkoppen
·
verdeelt steeds een verdeelkop het
zaaigoed over de zaaischijven van een helft
van de machine.
·
kan de dosering van het zaaigoed voor een
helft van de machine (sectie) worden
uitgeschakeld. Hiertoe
o
verwijdert u de lunspen, bij
stapwielaandrijving
o
schakelt u de motor bij voldosering uit.
Bij sommige rijpadensystemen is het
noodzakelijk om aan het begin van het veld
met slechts een halve werkbreedte
(sectiebreedte) te beginnen met zaaien.
Bij het aanleggen van de rijpaden
·
blokkeert de rijpadenschakeling van de
verdeelkop met een schuif (Afb. 80/1) de
toevoer naar de zaaislangen (Afb. 80/2) van
de zaaischijven
·
wordt er door de zaaischijven niet gezaaid.
De toevoer van het zaaigoed naar de
rijpadenzaaischijven wordt onderbroken zodra de
elektromotor (Afb. 80/3) de betreffende
zaaislangen (Afb. 80/2) in de verdeelkop afsluit.
72
Afb. 79
Met de rijpadenschakeling in de verdeelkop kunnen de rijpaden in het
veld op vooraf ingestelde afstanden worden aangelegd. Om de
afstanden tussen de rijpaden in te stellen, dient u het betreffende
schakelritme
Afb. 80
Bij het aanleggen van een rijpad toont de rijpadenteller het cijfer "0"
op de
. De bij het aanleggen van een rijpad
gereduceerde hoeveelheid zaad is instelbaar. De machine dient
uitgerust te zijn met elektrische aanpassing van de uit te zaaien
hoeveelheid of voldosering.
Een sensor (Afb. 80/4) controleert of de schuiven (Afb. 80/1), die de
zaaislangen (Afb. 80/2) openen en sluiten, naar behoren werken.
Bij een verkeerde stand geeft de
in te voeren.
een alarmsignaal.
Cirrus BAH0006 03.06