Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
az
Opbouwzaaimachine
Cataya 3000 / 4000 Super
Lees en schenk aandacht aan deze
bedieningshandleiding voor u de
MG6526
machine in bedrijf stelt!
BAH0105-1 02.20
Bewaren voor verder gebruik!
nl

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Amazone Cataya 3000 Super

  • Pagina 1 Bedieningshandleiding Opbouwzaaimachine Cataya 3000 / 4000 Super Lees en schenk aandacht aan deze bedieningshandleiding voor u de MG6526 machine in bedrijf stelt! BAH0105-1 02.20 Bewaren voor verder gebruik!
  • Pagina 2 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 3 + 49 (0) 5405 50 1-0 E-mail: amazone@amazone.de Bestellen van onderdelen Onderdelenlijsten zijn te vinden in het onderdeelportaal onder www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Gegevens over de bedieningshandleiding Type: Cataya Super Documentnummer: MG6526 Productiedatum: 02.20...
  • Pagina 4 Voorwoord Geachte klant, U heeft gekozen voor een van onze kwaliteitsproducten uit het uitgebreide programma van AMAZONEN-WERKE, H. DREYER SE & Co. KG. Wij bedanken u voor het in ons gestelde vertrouwen. Controleer bij ontvangst van de machine of er sprake is van transportschade en of er onderdelen ontbreken.
  • Pagina 5: Inhoudsopgave

    Reiniging, onderhoud en reparatie ..................33 Machine bij levering verladen en lossen ..........34 Productbeschrijving .................. 36 Componenten van de AMAZONE-zaaicombinatie ..............36 Uitrustingsvarianten van de opbouwzaaimachine Cataya ............. 37 Modules van de opbouwzaaimachine Cataya ............... 39 Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen ................. 41 Overzicht –...
  • Pagina 6 Aanwijzingen voor de gebruiker 5.3.1 AMAZONE bedieningsterminal AmaTron 4 ................57 AMAZONE TwinTerminal ...................... 57 Machinedocumentatie ......................58 Centrale sleutel ........................58 Handwastank ......................... 58 Radarapparaat ........................59 Zaadbak en laadrand ......................60 5.9.1 Niveaubewaking ........................61 5.10 Zaaiasaandrijving ........................61 5.11...
  • Pagina 7 Aanwijzingen voor de gebruiker 6.1.1.7 Tabel ............................ 105 Tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen beveiligen ........106 Machine aan- en afkoppelen ..............107 Hydraulische slangleidingen ....................109 7.1.1 Hydraulische slangleidingen koppelen ................109 7.1.2 Hydraulische slangleidingen scheiden ................. 110 Machines aan- en afkoppelen ....................111 7.2.1 Koppelen - tractor en grondbewerkingsmachine ..............
  • Pagina 8 Aanwijzingen voor de gebruiker Transportritten ..................159 Zaaicombinatie in transportstand zetten ................159 Wettelijke voorschriften en veiligheid .................. 160 Werken met de machine ................. 164 10.1 Eerste inbedrijfname ......................165 10.2 Werkschijnwerper ........................ 165 10.3 Zaaischijfveldverlichting ...................... 166 10.4 Machine van de transport- in de werkstand zetten ............. 166 10.5 Aanvang van de werkzaamheden ..................
  • Pagina 9 Aanwijzingen voor de gebruiker 12.7.2.2 TwinTeC-schijflager bijstellen ....................208 12.7.3 TwinTeC-binnenafstrijkers controleren / vervangen ............210 12.7.4 TwinTeC-botslip controleren / vervangen ................211 12.7.4.1 Montage-instructie: TwinTeC - zaaigoedleiding demonteren ..........212 12.7.5 TwinTeC-aandrukrol controleren / vervangen ..............213 12.8 Oliën en vetten ........................214 12.8.1 Smeermiddelen voor smeernippels en vetspuit ..............
  • Pagina 10: Aanwijzingen Voor De Gebruiker

    Aanwijzingen voor de gebruiker Aanwijzingen voor de gebruiker Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding. Deze bedieningshandleiding geldt voor alle uitvoeringen van de machine. Afbeeldingen zijn bedoeld ter oriëntatie en moeten worden gezien als principeweergaves. Beschreven zijn alle uitrustingen zonder deze als speciale uitrusting te markeren.
  • Pagina 11: Algemene Veiligheidsinstructies

    Algemene veiligheidsinstructies Algemene veiligheidsinstructies Dit hoofdstuk bevat belangrijke instructies om veilig met de machine te werken. Verplichtingen en aansprakelijkheid Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken.
  • Pagina 12 Algemene veiligheidsinstructies Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen  voor het leven van de bestuurder of derden; ...
  • Pagina 13: Weergave Van Veiligheidssymbolen

    Algemene veiligheidsinstructies Weergave van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) geeft de ernst van het dreigende gevaar aan en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
  • Pagina 14: Organisatorische Maatregelen

    Algemene veiligheidsinstructies Organisatorische maatregelen De eigenaar moet aan de uitvoerende personen beschermende bekleding aanbieden, zoals:  veiligheidsbril,  veiligheidsschoenen,  beschermende kleding,  huidcrème, etc. De bedieningshandleiding  altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt,  moet te allen tijde voor gebruikers en onderhoudsmedewerkers beschikbaar zijn.
  • Pagina 15: Scholing Van De Personen

    Algemene veiligheidsinstructies Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken.
  • Pagina 16: Veiligheidsmaatregelen Voor Normaal Gebruik

    Algemene veiligheidsinstructies Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functioneren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen. Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine.
  • Pagina 17: Onderdelen, Slijtageonderdelen En Hulpstoffen

    Onderdelen, slijtageonderdelen en hulpstoffen Onderdelen van de machine die niet meer in perfecte staat zijn, dienen direct te worden vervangen. Gebruik uitsluitend originele-AMAZONE-onderdelen en slijtdelen of onderdelen die door de AMAZONEN-WERKE zijn toegestaan, waardoor de functionaliteit volgens landelijke en internationale voorschriften gewaarborgd blijft.
  • Pagina 18: Waarschuwingsborden Op De Machine

    Houd alle waarschuwingsborden op de machine altijd schoon en goed leesbaar! Vervang onleesbare waarschuwingsborden. Vraag de waarschuwingsborden aan de hand van het bestelnummer (bijv. MD075) aan bij uw AMAZONE-dealer. Opbouw Waarschuwingsborden markeren gevaarlijke plaatsen op de machine en waarschuwen voor restgevaren.
  • Pagina 19 Algemene veiligheidsinstructies MD 078 Gevaar voor het bekneld raken van vingers of handen als gevolg van toegankelijke, bewegende delen van de machine! Dit gevaar kan zeer ernstig letsel met verlies van lichaamsdelen tot gevolg hebben. Houd uw handen of armen uit de gevarenzone zolang de tractormotor met aangesloten cardanas/hydraulisch/elektronisch systeem werkt.
  • Pagina 20 Algemene veiligheidsinstructies MD 083 Gevaar door intrekken of bekneld raken voor de armen, veroorzaakt door bewegende onderdelen die aan het arbeidsproces deelnemen! Dit gevaar kan zeer ernstig letsel met verlies van lichaamsdelen tot gevolg hebben. Open of verwijder nooit veiligheidsinrichtingen, zolang de tractormotor met aangesloten cardanas/hydraulisch/elektronisch systeem draait.
  • Pagina 21 Algemene veiligheidsinstructies MD094 Gevaar voor elektrische schokken of verbranding, veroorzaakt door onbedoeld aanraken van stroomkabels of door te dicht naderen van stroomkabels met hoogspanning! Dit gevaar kan zwaar lichamelijk letsel met mogelijk dodelijke afloop ten gevolge hebben. Zorg voor een veilige afstand tussen u en de stroomkabels met hoogspanning.
  • Pagina 22 Algemene veiligheidsinstructies MD 097 Gevaar voor bekneld raken van het hele lichaam als gevolg van het aanwezig zijn binnen het hefbereik van de 3-puntsaanbouw bij het bedienen van de 3-puntshydraulica! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. ...
  • Pagina 23 Algemene veiligheidsinstructies MD 154 Gevaar voor prikken of doorboren van andere verkeersdeelnemers, veroorzaakt door transportritten met onbeschermde, spitse egtanden van de zaaieg! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Transportritten zonder correct gemonteerde beschermstrip voor de verkeersveiligheid zijn verboden.
  • Pagina 24: Plaatsing Van De Waarschuwingsborden

    Algemene veiligheidsinstructies 2.13.1 Plaatsing van de waarschuwingsborden De volgende afbeeldingen geven aan waar de waarschuwingsborden op de machine zijn aangebracht. Afb. 1 Afb. 2 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 25: Gevaren Bij Negeren Van De Veiligheidsinstructies

    Algemene veiligheidsinstructies 2.14 Gevaren bij negeren van de veiligheidsinstructies Het negeren van de veiligheidsinstructies  kan personen in gevaar brengen, schadelijk zijn voor het milieu en beschadigingen aan de machine veroorzaken.  kan leiden tot het verlies van alle aanspraken op schadevergoeding. Concreet kan het negeren van de veiligheidsinstructies bijvoorbeeld de volgende gevaren tot gevolg hebben: ...
  • Pagina 26: Veiligheidsinstructies Voor De Gebruiker

    Algemene veiligheidsinstructies 2.16 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten vanwege het ontbreken van verkeers- en gebruiksveiligheid. Controleer voor ieder gebruik de machine en de tractor op verkeers- en gebruiksveiligheid. VOORZICHTIG Voor instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden ...
  • Pagina 27 Algemene veiligheidsinstructies Aan- en afkoppelen van de machine  Koppel en transporteer de machine alleen met tractoren die daartoe geschikt zijn.  Bij het aankoppelen van machines aan de 3-puntshydraulica van de tractor moeten de aanbouwcategorieën van tractor en machine overeenkomen. ...
  • Pagina 28 Algemene veiligheidsinstructies Werken met de machine  Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat.  Draag strak zittende kleding. Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen.
  • Pagina 29 Algemene veiligheidsinstructies Transporteren van de machine  Bij het rijden op de openbare weg dient u zich aan de geldende verkeersregels te houden.  Schakel de bedieningsterminal uit voor transportritten.  Controleer voor transportritten  of voedingsleidingen correct zijn aangebracht; ...
  • Pagina 30: Hydraulisch Systeem

    Laat tenminste een keer per jaar door een deskundige controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn.  Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen. Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen.  Gebruik hydraulische slangen niet langer dan 6 jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal 2 jaar.
  • Pagina 31: Elektrisch Systeem

    Algemene veiligheidsinstructies 2.16.3 Elektrisch systeem  Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen.  Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar. ...
  • Pagina 32: Aanbouwapparaten

    Algemene veiligheidsinstructies 2.16.4 Aanbouwapparaten  Bij het aankoppelen moeten de aanbouwcategorieën van tractor en machine overeenstemmen of op elkaar worden aangepast.  Voorschriften van de fabrikant opvolgen.  Voor het aan- en afbouwen van de machine aan de 3-puntsaanbouw de bedieningshendel in een stand zetten, waarbij onbedoeld heffen en zakken is uitgesloten.
  • Pagina 33: Werken Met Zaaimachines

    Maak voordat u elektrisch gaat lassen aan tractor en aangebouwde machines eerst de kabel van de dynamo en accu van de tractor los.  Onderdelen moeten minimaal voldoen aan de door AMAZONEN-WERKE vastgestelde technische eisen. Originele AMAZONE-onderdelen voldoen aan deze eisen. Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 34: Machine Bij Levering Verladen En Lossen

    Machine bij levering verladen en lossen Machine bij levering verladen en lossen Het pictogram geeft de plaats aan waar de hijsmiddelen voor het oplichten van de machine met een kraan moet worden bevestigd. GEVAAR Bevestig de hijsmiddelen voor het verladen van de machine met een kraan alleen op de gemarkeerde plaatsen.
  • Pagina 35 Machine bij levering verladen en lossen De opbouwzaaimachine mag alleen opgebouwd op de grondbewerkingsmachine en de wals worden geladen. Kies de lengte van de hijsmiddelen voor het laden met een kraan zo dat contact van de hijsmiddelen met de zaadbak of het deksel van de zaadbak uitgesloten is.
  • Pagina 36: Productbeschrijving

    Productbeschrijving Productbeschrijving Componenten van de AMAZONE-zaaicombinatie Afb. 6 (A) AMAZONE grondbewerkingsmachine (B) AMAZONE wals (C) AMAZONE opbouwzaaimachine Cataya Super Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 37: Uitrustingsvarianten Van De Opbouwzaaimachine Cataya

    Productbeschrijving Uitrustingsvarianten van de opbouwzaaimachine Cataya Afb. 7 Cataya 3000 Super, uitgerust met Control-zaaischijven RoTeC Afb. 8 Cataya 4000 Super, uitgerust met dubbele zaaischijven TwinTeC Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 38 Productbeschrijving Afb. 9 Cataya 3000 Super opgebouwd op CombiDisc 3000 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 39: Modules Van De Opbouwzaaimachine Cataya

    Productbeschrijving Modules van de opbouwzaaimachine Cataya Afb. 10 (1) Zaaigoedtank (6) Dubbele zaaischijven TwinTeC, naar keuze RoTeC-Control-zaaischijf (2) Laadrand (7) Rijpadmarkeerapparaat (3) Bedieningscentrum (8) Exacteg, (4) Dosering of rolleneg (rolleneg alleen in combinatie (5) Radarapparaat met de Control-zaaischijven RoTeC) (9) Markeur, gemonteerd op de grondbewerkingsmachine Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 40 Productbeschrijving AMAZONE doseersysteem Precis (1) Grofdoseerwiel (2) Fijndoseerwiel (3) Zaaihuis (4) Bodemklep Afb. 11 (1) Zaaias (2) Overbrengingsas, drijft de rijpadendoseerwielen aan (3) Tandwiel op de zaaias, drijft de overbrengingsas aan (4) Vrijloopkoppeling, ontkoppelt bij het aanmaken van rijpaden de aandrijving van de overbrengingsas Afb.
  • Pagina 41: Veiligheids- En Beschermingsvoorzieningen

    Productbeschrijving Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen (1) Reling Afb. 14 (1) Zeefrooster in de zaadbak. Voorkomt contact met de draaiende roeras. Het zeefrooster kan alleen met de centrale sleutel worden geopend. Afb. 15 (1) Functieklep. Voorkomt het contact met de kettingaandrijving van de zaai- en roeras. De functieklep kan alleen met de centrale sleutel worden geopend.
  • Pagina 42: Overzicht - Voedingskabel / Hydraulische Slangleidingen

    Productbeschrijving (1) De beschermstrip dekt de tanden van de exacteg af die in de verkeersruimte uitsteken. Afb. 18 Overzicht – voedingskabel / hydraulische slangleidingen 4.5.1 Voedingskabel Naam Functie Machinestekker Gegevensoverdracht machine/job-computer/bedieningsterminal Stekker (7-polig) Aansluiting op het verlichtingssysteem voor rijden over de openbare weg 4.5.2 Markering van de hydraulische slangleidingen Alle hydraulische slangleidingen hebben grepen...
  • Pagina 43: Aansluiting En Functie Van De Tractorregeleenheden

    Productbeschrijving 4.5.3 Aansluiting en functie van de tractorregeleenheden Hydraulische Aansluiting slangleidingen Functie bij bediening van de tractorregeleenheid tractorregeleenheid markering Markeur Optillen en neerlaten, afwisselend enkel- Rijpadenmarkeerapparaat geel werkend Optillen en neerlaten, afhankelijk van de rijpadenteller Zaaischijfdruk instellen Zaaihoeveelheidsverhoging Activeren op instelsegment zaaischijfdruk. - Instelling extra hoeveelheid in bedieningsterminal dubbel- groen...
  • Pagina 44: Comforthydraulica - Machines Met Isobus-Systeem

    Productbeschrijving Comforthydraulica – machines met ISOBUS-systeem 4.5.4 Hydraulische Aansluiting slangleidingen Functie bij bediening van de tractorregeleenheid tractorregeleenheid markering Markeur Optillen en neerlaten, afwisselend enkel- Rijpadenmarkeerapparaat geel werkend Optillen en neerlaten, afhankelijk van de rijpadenteller Zaaischijfdruk instellen Zaaihoeveelheidverhoging - Activeren op instelsegment zaaischijfdruk - Instelling extra hoeveelheid in bedieningsterminal dubbel- groen...
  • Pagina 45: Verkeerstechnische Uitrusting

    Productbeschrijving Verkeerstechnische uitrusting (1) 2 naar achteren gerichte waarschuwingspanelen, links en rechts. Zonder afbeelding: 2 zijdelingse waarschuwingspanelen (in Duitsland en enkele andere landen niet toegelaten). Alleen machines met exacteg: (2) Beschermstrip voor de verkeersveiligheid, 2-delig Afb. 20 Het naar achteren gerichte waarschuwingspaneel links heeft: (1) LED-achterlicht links, met...
  • Pagina 46: Correct Gebruik

     wordt op een hiervoor goedgekeurde AMAZONE-grondbewerkingsmachine met wals opgebouwd  wordt samen met de grondbewerkingsmachine via de driepunt aan een tractor gekoppeld en door één persoon bediend.
  • Pagina 47: Toegestane Amazone-Machinecombinaties

    SX-50 SU SX-50 SU SX-56 SU SX-56 SU SX-56 SU passend op AMAZONE 2-pijps-walsframesysteem Cataya 3000 Super Cataya 4000 Super Cataya 3000 Super 12,5 cm / 15,0 cm 12,5 cm / 15,4 cm 12,5 cm / 15,0 cm AMAZONE opbouwzaaimachines Afb.
  • Pagina 48: Gevarenzone En Gevaarlijke Plaatsen

    Productbeschrijving Gevarenzone en gevaarlijke plaatsen De gevarenzone is de omgeving van de machine waarin personen binnen het bereik zijn van  arbeidsbewegingen van de machine en zijn gereedschappen;  door de machine naar buiten geslingerde materialen of voorwerpen;  onbedoeld omlaag zakkende omhoog geheven machine-elementen; ...
  • Pagina 49: Typeplaatje En Ce-Markering

    Productbeschrijving Typeplaatje en CE-markering De afbeelding toont de plaatsing van de typeplaat en de CE-markering op de machine. De CE-markering geeft aan dat de machine voldoet aan de bepalingen van de geldende EU- richtlijnen. Afb. 25 Op het typeplaatje en de CE-markering is ge- specificeerd: (1) Machinenummer (2) Voertuigidentificatienummer...
  • Pagina 50: Technische Gegevens

    Productbeschrijving 4.10 Technische gegevens Opbouwzaaimachine Cataya 3000 SUPER Cataya 4000 SUPER Werkbreedte Transportbreedte Zonder bak 1180 Tankinhoud Met bak 1270 1730 32 / 26 Aantal rijen 24 / 20 12,5 / 15,4 Afstand tussen de rijen [cm] 12,5 / 15,0...
  • Pagina 51: Technische Gegevens Voor Berekening Van Het Tractorgewicht En De Asbelasting Van De Tractor

    Productbeschrijving 4.11.1 Technische gegevens voor berekening van het tractorgewicht en de asbelasting van de tractor De technische gegevens [totaalgewicht (G ) en afstand (d)] zijn nodig voor het berekenen van de tractorgewichten en tractorasbelastingen, zie pagina 103. Het toegestane totaalgewicht (G ) van de achteraanbouw-machinecombinatie resulteert uit het totaal van de in de volgende tabel genoemde...
  • Pagina 52: Tractoruitrusting

    Minimale eisen aan de tractor voor het correct gebruik van de machine AMAZONE-rotorcultivator, Benodigd V-ringwals KW en vanaf 125 kW (170 PS) vermogen Cataya 3000 Super met dubbele zaaischijven TwinTeC Accuspanning 12 V (Volt) Elektrische installatie Contactdoos voor verlichting 7-polig zie hoofdstuk "Overzicht –...
  • Pagina 53: Opbouw En Werking

    29/2) zijn uitgerust. Het zaaigoed valt in de, door de zaaischijven getrokken zaaivoren. Zaaien in stoppels is in combinatie met de AMAZONE-rotorcultivator met beide typen zaaischijven mogelijk. Het zaaigoed wordt gedoseerd door de doseerwielen in de zaaihuizen (Afb. 29/3). De zaaias wordt aangedreven door een elektromotor.
  • Pagina 54 Opbouw en werking De wals (Afb. 29/C) is bedoeld voor het verdichten van de bodem. AMAZONE levert voor elk zaad en elke bodem de geschikte wals. De zaaimachine mag alleen met de toegelaten AMAZONE-walsen worden gecombineerd, zie hoofdstuk "Toegestane AMAZONE-machinecombinaties", pagina 47.
  • Pagina 55 Opbouw en werking De AMAZONE-V-ringwals KWM met matrixbandenprofiel kenmerkt zich met twee bijzonder goede eigenschappen. De V-ringwals met matrixbandenprofiel heeft een bijzonder goede eigen aandrijving en produceert veel fijne aarde voor het vullen van de zaairijen. Afb. 32 De AMAZONE-trapeziumringwals TRW verstevigt de grond strookgewijs.
  • Pagina 56: Amazone Bedieningsterminal Amadrill 2

    Opbouw en werking AMAZONE bedieningsterminal AmaDrill 2 Machines met een zaaiasaandrijfmotor (zonder ISOBUS-systeem) kunnen met de bedieningsterminal AmaDrill 2 zijn uitgerust. De bedieningsterminal AmaDrill 2 met job- computer dient voor de besturing en bewaking van de zaaimachine. Een van deze functies is de toerentalregeling van de elektromotor.
  • Pagina 57: Bedieningsterminal Voor Machines Met Isobus-Systeem

    Het ISOBUS-systeem maakt het mogelijk, de machine op een willekeurige ISOBUS bedieningsterminal aan te sluiten. Wanneer de tractor het ISOBUS-systeem heeft, kan de AMAZONE- job-computer ook op de aanwezige ISOBUS-contactdoos van de tractor worden aangesloten en met de aan boord aanwezige terminal worden bediend.
  • Pagina 58: Machinedocumentatie

    Opbouw en werking Machinedocumentatie De machinedocumentatie met de handleidingen vindt u in de houder (Afb. 38) onder de zaadbak. Bewaar alle handleidingen of een kopie daarvan in de houder op uw machine om bedieningsfouten te voorkomen. Afb. 38 Centrale sleutel Bij instelwerkzaamheden dient de centrale sleutel (Afb.
  • Pagina 59: Radarapparaat

    Opbouw en werking Radarapparaat Het radarapparaat (Afb. 41/1) schakelt bij snelheidsregistratie automatisch in. Op voorwaarde dat de bedieningsterminal gereed is voor bedrijf en de combinatie zich in de werkstand bevindt. Afb. 41 De impulsen van het radarapparaat zijn bedoeld voor het berekenen van ...
  • Pagina 60: Zaadbak En Laadrand

    Opbouw en werking Zaadbak en laadrand Het deksel (Afb. 42/1) beschermt de inhoud van de zaadbak tegen water en stof. De zaadbak wordt gevuld vanop het laadrand aan de achterkant van de zaaimachine. De tankopbouw vergroot de inhoud van de zaadbak, zie hoofdstuk "Technische gegevens", Afb.
  • Pagina 61: Niveaubewaking

    Opbouw en werking 5.9.1 Niveaubewaking Een leegmeldsensor (Afb. 44/1) bewaakt het zaaigoedniveau in de zaadbak. Wanneer het zaaigoedniveau de leegmeldsensor bereikt, klinkt een akoestisch signaal. Tegelijkertijd toont de bedieningsterminal een waarschuwingsmelding. Deze waarschuwing herinnert de tractorbestuurder eraan om tijdig zaaigoed bij te vullen. De hoogte van de leegmeldsensor kan worden ingesteld bij een lege zaadbak.
  • Pagina 62: Dosering

    Opbouw en werking 5.11 Dosering Het zaad wordt meegevoerd in de zaadbak. Door instelbare openingen komt het zaaigoed in de zaaihuizen (Afb. 46/1). Elk zaaihuis heeft twee openingen. De openingen worden ingesteld met de sluitschuiven van de grofdoseerwielen (Afb. 46/2) en de sluitschuiven van de fijndoseerwielen (Afb. 46/3).
  • Pagina 63 Opbouw en werking Fragmenten van de tabel "Instelwaarde" (pagina 64) vindt u ook in het bedieningscenter. Afb. 47 Legenda Voorbeeld Rogge, gerst Zaaigoed:........... rogge Triticale, tarwe Stand bodemklep (DKG onder 50 g): ......1 Dinkel Stand bodemklep Haver (DKG boven 50 g): ......2 Erwten Doseerwiel: ........
  • Pagina 64: Instelwaarde

    Opbouw en werking 5.11.1 Instelwaarde Stand bodemklep Sluit- Zaaigoed Doseerwiel schuif- Roeras stand Onder Boven 6 g (koolzaad) 50 g (graan) Rogge Grof Open Aangedreven Triticale Grof ¾ open Aangedreven Gerst Grof Open Aangedreven Tarwe Grof ¾ open Aangedreven Dinkel Grof Open Aangedreven...
  • Pagina 65 Opbouw en werking Sluit- Stand Zaaigoed Doseerwiel schuif- Roeras bodemklep stand Vlas (ontsmet) Grof ¾ open Aangedreven Gierst Grof ¾ open Aangedreven Lupine Grof ¾ open Aangedreven Luzerne Grof ¾ open Aangedreven Luzerne Fijn ¾ open Aangedreven Lijnzaad Grof ¾ open Stilgezet (nat ontsmet) Lijnzaad...
  • Pagina 66: 5.11.1.1 Grof- En Fijndoseerwiel

    Opbouw en werking 5.11.1.1 Grof- en fijndoseerwiel Het doseerwiel bestaat uit  grofdoseerwiel (Afb. 48/1) en  fijndoseerwiel (Afb. 48/2). Beide doseerwielen draaien altijd met dezelfde snelheid. Voor zaaien  met grofdoseerwielen zijn de sluitschuiven van de fijndoseerwielen gesloten.  met fijndoseerwielen Afb.
  • Pagina 67: 5.11.1.3 Bodemklep

    Opbouw en werking 5.11.1.3 bodemklep De afstand tussen doseerwiel (Afb. 50/1) en bodemklep (Afb. 50/2) is afhankelijk van de grootte van het zaaigoed. De bodemklepas (Afb. 50/3) dient voor het instellen van de afstand. De bodemkleppen zijn verend gelagerd voor het voorzichtig doseren van het zaaigoed.
  • Pagina 68: 5.11.1.4 Sluitschuif

    Opbouw en werking 5.11.1.4 Sluitschuif Het zaaigoed stroomt uit de zaadbak door de bakopeningen in de zaaihuizen. Elke grof- en fijndoseerwiel beschikt over een sluitschuif (Afb. 53/1) voor het instellen van de zaadbakopening. Voor zaaien  met grofdoseerwielen zijn de sluitschuiven van de fijndoseerwielen gesloten ...
  • Pagina 69: Kalibratie - Zaaihoeveelheid

    Opbouw en werking Kalibratie – zaaihoeveelheid 5.12 Bij het kalibreren van de zaaihoeveelheid wordt de latere veldrit gesimuleerd. Het daarbij gedoseerde zaaigoed wordt opgevangen en gewogen. Het benodigde toerental van de zaaias wordt berekend uit het gesimuleerde oppervlak (bijvoorbeeld 1/40 ha) en het gewicht van het opgevangen zaaigoed. Met het berekende zaaiastoerental afhankelijk van het gezaaide oppervlak wordt bij de latere veldrit de gewenste zaaihoeveelheid uitgebracht.
  • Pagina 70 Opbouw en werking Het zaaigoed wordt bij het kalibreren in een bak (Afb. 56/1) onder de zaaihuizen opgevangen. Afb. 56 De emmer (Afb. 57/1) is bedoeld voor het overbrengen van het opgevangen zaaigoed. De opklapbare beugel (Afb. 57/3) naast de trap is bedoeld voor het ophangen van de digitale weegschaal (Afb.
  • Pagina 71 Opbouw en werking Instelbare kleppen leiden het gedoseerde zaaigoed naar de opvangbak. De kleppen worden met een hendel (Afb. 58/1) op het bedieningscentrum bediend. Laat de hendel, afhankelijk van de situatie (zie onder), boven of onder in het sleufgat borgen. Als u de hendel (Afb.
  • Pagina 72: Kalibratie - Machines Met Elektrische Zaaiasaandrijving

    Opbouw en werking 5.12.1 Kalibratie - machines met elektrische zaaiasaandrijving Bij het kalibreren van de zaaihoeveelheid wordt de latere veldrit door draaien van de zaaias gesimuleerd. De zaaias wordt door één of twee elektromotoren aangedreven. Een uitgebreidere beschrijving van het kalibreren van de zaaihoeveelheid vindt u in de handleiding "software ISOBUS". Het menu "kalibreren"...
  • Pagina 73: Control-Zaaischijf Rotec

    Opbouw en werking 5.13 Control-zaaischijf RoTeC De Control-zaaischijf RoTeC (Afb. 63/1) is bedoeld voor het uitbrengen van zaaigoed op geploegde of gestoppelde grond, ook bij grote strohoeveelheden of veel plantenresten. Door de slijtage van de zaaischijf op de dieptegeleidingsschijf/-rol (Afb. 63/2) en de hoge zaaischijfdruk loopt de zaaischijf bijzonder rustig en wordt de zaaidiepte exact aangehouden.
  • Pagina 74 Opbouw en werking Voor de instelling van de zaaidiepte kan de dieptegeleidingsschijf/-rol (zie Afb. 66)  in 3 boringen op de zaaischijf borgen  worden verwijderd, wanneer de zaaidiepte niet wordt bereikt. Boring Afleggen Vlak Zaaien zonder dieptegeleidingsschijf/ Diep dieptegeleidingsrol Afb.
  • Pagina 75: Dubbele Zaaischijf Twintec

    Opbouw en werking 5.14 Dubbele zaaischijf TwinTeC De dubbele zaaischijf TwinTeC (Afb. 68/1) wordt voor ploegzaad en voor zaaien in stoppels gebruikt. Oogstresten worden door de grote dubbele zaaischijf doorgesneden, de plantenresten worden gelijkmatig opzij geruimd en er wordt een optimale zaaivoor gevormd.
  • Pagina 76 Opbouw en werking De zaaidiepte is afhankelijk van de factoren  bodemgesteldheid (licht tot zwaar)  rijsnelheid  ingestelde zaaidiepte  ingestelde zaaischijfdruk. De zaaidiepte en de zaaischijfdruk kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld. De zaaischijfdruk kan tot 60 kg per zaaischijf bedragen. De centrale sleutel is bedoeld voor het instellen van de zaaidiepte van de zaaischijfset en de zaaischijfdruk.
  • Pagina 77: Zaaidiepte (Twintec)

    Opbouw en werking 5.14.1 Zaaidiepte (TwinTeC) Machines met dubbele zaaischijven TwinTeC De zaaidiepte wordt met de centrale sleutel ingesteld. Afb. 70 Draaien rechtsom (+): Dieper zaaien Draaien linksom (-): Minder diep zaaien De schaal (Afb. 71/1) toont de procentueel ingestelde werkdiepte. Afb.
  • Pagina 78: Zaaischijfdruk, Zaaihoeveelheidverhoging En Zaaischijfopheffing (Alle Zaaischijftypen)

    Opbouw en werking 5.15 Zaaischijfdruk, zaaihoeveelheidverhoging en zaaischijfopheffing (alle zaaischijftypen) Voor het realiseren van een gelijkmatige zaaidiepte van het zaaigoed moet de zaaischijfdruk op zware grond hoger worden ingesteld dan op lichte grond. 5.15.1 Zaaischijfdruk/zaaischijfopheffing (handmatig bediend) Machines met  Control-zaaischijven RoTeC en ...
  • Pagina 79: Zaaischijfdruk, Verhoging Zaaihoeveelheid En Optillen Van De Zaaischijf (Alle Schijftypes - Hydraulisch Bediend)

    Opbouw en werking 5.15.2 Zaaischijfdruk, verhoging zaaihoeveelheid en optillen van de zaaischijf (alle schijftypes - hydraulisch bediend) Een voorwaarde voor een gelijkmatige zaaidiepte in verschillende bodem is het aanpassen van de zaaischijfdruk op de bodem. De hydraulisch bediende zaaischijfdrukverstelling maakt het aanpassen van de zaaischijfdruk tijdens het werken op de grondsoort mogelijk, bij het overgaan naar zware grond.
  • Pagina 80: 5.15.2.2 Automatische Zaaihoeveelheidsverhoging Activeren

    Opbouw en werking 5.15.2.2 Automatische zaaihoeveelheidsverhoging activeren Machines met  Control-zaaischijven RoTeC en  dubbele zaaischijven TwinTeC Voor een gelijkmatige bewerking kan de zaadhoeveelheid op zware grond hoger worden ingesteld. De bedieningsterminal is bedoeld voor het instellen van de gewenste extra hoeveelheid. Met de instelbare wijzer (Afb.
  • Pagina 81: Grondbewerking Zonder Zaaien (Zaaischijfopheffing)

    Opbouw en werking 5.15.2.3 Grondbewerking zonder zaaien (zaaischijfopheffing) Machines met  Control-zaaischijven RoTeC en  dubbele zaaischijven TwinTeC Voor het bewerken van de grond zonder te zaaien kunnen de zaaischijven uit de grond worden getidl Afb. 77 Het tractorregelventiel (groen) is bedoeld voor het bedienen van de zaaischijfopheffing.
  • Pagina 82: Exacteggen

    Opbouw en werking 5.16 Exacteggen De exacteg (Afb. 80/1) bedekt het in de zaaivoor afgelegde zaad gelijkmatig met losse grond en egaliseert de grond. Instelbaar is  de stand van de exactegtanden;  de exactegdruk mechanisch of hydraulisch. De druk op de exacteg bepaalt de bewerkingsintensiteit van de exacteg en is afhankelijk van de grondsoort.
  • Pagina 83: Stand Van De Exactegtanden

    Opbouw en werking 5.16.1 Stand van de exactegtanden Stand van de exactegtanden Afstand "A" = 230 tot 280 mm Bij een correcte instelling moeten de tanden van de exacteg  plat op de grond liggen en  5 - 8 cm speling naar beneden toe hebben.
  • Pagina 84 Opbouw en werking Bij zaaimachines met hydraulische exactegopheffing (zie hoofdstuk 5.16.3, pagina 86) dient de centrale sleutel voor het instellen van afstand „A“. Afb. 84 Het pictogram toont de draairichting voor het veranderen van de afstand "A". De afstand "A" van de vierkante buis tot de bodem ...
  • Pagina 85: Exactegdruk

    Opbouw en werking 5.16.2 Exactegdruk De exactegdruk moet afhankelijk van de bodem worden ingesteld. Voor het realiseren van een gelijkmatige bedekking van de zaairijen met aarde moet de exactegdruk op zware grond hoger worden ingesteld dan op lichte grond. Met de hydraulisch bediende exactegdrukverstelling kan de exactegdruk, bijv. voor het zaaien op lichte en op zware grond, worden vooringesteld.
  • Pagina 86: Zaaien Zonder Exacteg

    Opbouw en werking 5.16.3 Zaaien zonder exacteg De exacteg kan onafhankelijk van de stand van de zaaischijven worden opgetild. Een hydraulische cilinder (Afb. 88/1) tilt de exacteg op. De bediening van de exactegopheffing met een tractorregelventiel is, afhankelijk van de machine-uitrusting, op 2 manieren mogelijk.
  • Pagina 87: Rolleneg

    Opbouw en werking 5.17 Rolleneg Deze optie is alleen in combinatie met Control- zaaischijven RoTeC mogelijk. De rolleneg bestaat uit  egtanden (Afb. 89/1),  aandrukrollen (Afb. 89/2). De egtanden sluiten de zaaivoren. De aandrukrollen drukken het zaad tegen de voorbodem.
  • Pagina 88 Opbouw en werking De centrale sleutel (Afb. 91) dient voor het instellen van de rollendruk. De draagarmen van de rolleneg zijn verend op een draaibare buis gelagerd. Daardoor kunnen de rollen de contouren van de bodem volgen. De rollendruk wordt door verdraaien van de buis aan de bodem aangepast.
  • Pagina 89: Rijpaden

    Opbouw en werking 5.18 Rijpaden Op het veld kunnen rijpaden worden aangelegd. Rijpaden zijn sporen waarin niet wordt gezaaid voor de machines die later worden ingezet ten behoeve van bemesting en verzorging. Het rijpad kan ook als intervalrijpad worden aangelegd. Daarbij wordt het rijpad in repeterende, vrij intstelbare afstanden gezaaid.
  • Pagina 90 Opbouw en werking Afb. 97 Met de rijpadschakeling kunnen de rijpaden (A) in het veld worden aangelegd. Bij het aanmaken van een rijpad verschijnt in de bedieningsterminal een indicatie. De instelbare afstand tussen de rijpaden (b) komt overeen met de werkbreedte van de andere machine (B), bijv.
  • Pagina 91 Opbouw en werking Alleen machines met ISOBUS-systeem: In de bedieningsterminal worden de volgende gegevens ingevoerd:  Spoorbreedte (Afb. 98/a) van de tractor Afb. 98  Wielbreedte (Afb. 99/c) van de tractor  Afstand van de plantenrij tot het spoor (Afb. 99/c). Na invoer van de gegevens in de bedieningsterminal worden de uitschakelbare rijpadendoseerwielen benoemd, bijvoorbeeld...
  • Pagina 92: Rijpadenverdeling, Via Tabel Bepalen

    Opbouw en werking 5.18.1 Rijpadenverdeling, via tabel bepalen Neem uit de tabel de benodigde rijpadenverdeling. De rijpadenverdeling is afhankelijk van de gewenste afstand tussen de rijpaden en de werkbreedte van de zaaimachine. Andere rijpadenverdelingen vindt u in de bedieningsterminal. Werkbreedte zaaimachine 3,0 m 3,5 m 4,0 m...
  • Pagina 93 Opbouw en werking Afb. 101 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 94: Halfzijdeschakeling

    Opbouw en werking 5.19 Halfzijdeschakeling Afb. 102 Tijdens de eerste veldrit kan het werken van de zaaimachine met halve werkbreedte (deelbreedte) nodig zijn. De zaaischijven van de linker machinehelft (zie Afb. 102) zaaien geen zaaigoed in de grond, wanneer het veldwerk aan de rechter veldrand begint en de zaaias van de rechter machinezijde wordt aangedreven.
  • Pagina 95: Halfzijdeschakeling - Zaaiasaandrijving Beide Zijden

    Opbouw en werking Halfzijdeschakeling – zaaiasaandrijving beide zijden 5.19.2 Machines met twee elektromotoren Wanneer de machine 2 elektromotoren heeft, dan drijft één elektromotor (Afb. 104/1) één zaaiashelft aan. Tijdens het werken met halve werkbreedte is één elektromotor uitgeschakeld. Met de bedieningsterminal wordt de benodigde elektromotor in- of uitgeschakeld.
  • Pagina 96: Rijpadmarkeerapparaat

    Opbouw en werking 5.20 Rijpadmarkeerapparaat Het rijpadmarkeerapparaat beschikt over twee spoorschijven, die bij het aanleggen van rijpaden automatisch neergelaten worden. De spoorschijven markeren het net aangelegde rijpad. Hierdoor zijn de rijpaden al zichtbaar voordat het gewas is opgekomen. Als er geen rijpad wordt aangelegd, zijn de spoorschijven opgelicht. Instelbaar ...
  • Pagina 97: Markeurs

    Opbouw en werking 5.21 Markeurs Bedien de markeur (Afb. 108/1) op de grondbewerkingsmachine aan de hand van de handleiding "grondbewerkingsmachine". In te stellen zijn  de lengte van de markeurs;  bewerkingsintensiteit van de markeurs, afhankelijk van de grondsoort. Afb. 108 De hydraulisch bediende markeurs maken afwisselend rechts en links naast de machine een spoor in de grond.
  • Pagina 98: Werkschijnwerper

    Opbouw en werking 5.22 Werkschijnwerper Met behulp van de werkschijnwerpers zijn de werktuigen van de machine en het bewerkte gebied ook in het donker zichtbaar. Door het zwenken van de rechter werkschijnwerper worden laadrand en doseeraggregaten verlicht. Afb. 111 5.23 Zaaischijfveldverlichting De nachtelijke werking van de zaaischijven wordt met de zaaischijfveldverlichting bijzonder goed...
  • Pagina 99: Greendrill 200E

    Opbouw en werking 5.25 GreenDrill 200E Afb. 113 Naast het zaaien is ook het uitbrengen van vanggewassen, tussengewassen en graszaden mogelijk. Optioneel is de tussengewaszaaimachine GreenDrill 200E (Afb. 113/1) aan de achterkant van de machine gemonteerd. Een 12 V-elektromotor drijft de zaaias van de GreenDrill met 200 l tankinhoud aan.
  • Pagina 100: Ingebruikname

    Ingebruikname Ingebruikname Dit hoofdstuk voorziet u van informatie over  het in bedrijf stellen van uw machine.  de wijze waarop u kunt controleren of u de machine aan uw tractor kunt aansluiten.  Voor het inbedrijfstellen van de machine moet de gebruiker deze bedieningshandleiding hebben gelezen en begrepen.
  • Pagina 101: Controleren Of De Tractor Geschikt Is

    Ingebruikname Controleren of de tractor geschikt is WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor!  Controleer of uw tractor geschikt is voordat u de machine aan de tractor koppelt.
  • Pagina 102: Berekenen Van De Werkelijke Waarden Voor Tractortotaalgewicht, Tractorasbelasting

    Ingebruikname 6.1.1 Berekenen van de werkelijke waarden voor tractortotaalgewicht, tractorasbelasting en bandendraagvermogens plus de benodigde minimale ballast Het toelaatbare totaalgewicht van de tractor, aangegeven in het kentekenbewijs, dient hoger te zijn dan de som van  leeggewicht tractor  ballastgewicht en ...
  • Pagina 103: Benodigde Gegevens Voor De Berekening (Aangebouwde Machine)

    Ingebruikname 6.1.1.1 Benodigde gegevens voor de berekening (aangebouwde machine) Afb. 114 [kg] Leeggewicht tractor zie de handleiding van de tractor of het kentekenbewijs [kg] Voorasbelasting van de lege tractor [kg] Achterasbelasting van de lege tractor [kg] Totale gewicht van de Zie hoofdstuk "Technische gegevens achteraanbouwmachine of achtergewicht voor berekening van het tractorgewicht en de...
  • Pagina 104: Berekening Van Het Vereiste Minimale Ballastgewicht Voor G

    Ingebruikname 6.1.1.2 Berekening van het vereiste minimale ballastgewicht voor G om de V min bestuurbaarheid te waarborgen          Voer de waarde van het berekende minimale ballastgewicht G V min dat aan de voorzijde van de tractor nodig is, in de tabel (hoofdstuk 6.1.1.7) in.
  • Pagina 105: Tabel

    Ingebruikname 6.1.1.7 Tabel Werkelijke waarde Toegestane waarde Dubbele toegelaten volgens berekening conform de bandendraagvermogen handleiding van de (2 banden) tractor Minimale ballastgewicht voor/achter  Totaalgewicht   Voorasbelasting   Achterasbelasting  Raadpleeg het kentekenbewijs van uw tractor voor de toelaatbare waarden voor het totaalgewicht van de tractor, de asbelastingen en het draagvermogen van de banden.
  • Pagina 106: Tractor/Machine Tegen Onbedoeld Starten En Wegrollen Beveiligen

    Ingebruikname Tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen beveiligen Schakel de tractoraftakas uit. Parkeer de tractor met de machine op een vaste en vlakke bodem. Laat de opgetilde, onbeveiligde machine/opgetilde, onbeveiligde machinedelen zakken. Zo voorkomt u onbedoeld zakken. Zet de motor van de tractor uit. Verwijder de contactsleutel.
  • Pagina 107: Machine Aan- En Afkoppelen

    Machine aan- en afkoppelen Machine aan- en afkoppelen De opbouwzaaimachine kan worden neergezet  solo, op de steunen Afb. 115  opgebouwd, op de grondbewerkingsmachine. Afb. 116 Dit hoofdstuk beschrijft  het aan- en afkoppelen van de grondbewerkingsmachine op de tractor. ...
  • Pagina 108 Machine aan- en afkoppelen Raadpleeg bij het aan- en afkoppelen van machines het hoofdstuk „Veiligheidsinstructies voor de gebruiker“. VOORZICHTIG Voor instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden  opbouwzaaimachine en grondbewerkingsmachine koppelen.  de machinecombinatie op een vlakke, stevige ondergrond neerlaten.  trek de handrem aan. ...
  • Pagina 109: Hydraulische Slangleidingen

    Machine aan- en afkoppelen Hydraulische slangleidingen WAARSCHUWING Infectiegevaar door hydraulische olie die onder hoge druk naar buiten stroomt! Bij het aan- en afkoppelen van de hydraulische slangleidingen moet het hydraulische systeem van zowel de tractor als van de machine drukloos zijn.
  • Pagina 110: Hydraulische Slangleidingen Scheiden

    Machine aan- en afkoppelen 1. Reinig de koppelingsdelen. 2. Zet de tractorregeleenheden in de neutrale stand. 3. De hydraulische leidingen aansluiten Let daarbij op de markeringen van de hydraulische leidingen, zie hoofdstuk 4.5. Afb. 118 7.1.2 Hydraulische slangleidingen scheiden 1. Zet de tractorregeleenheden in de neutrale stand.
  • Pagina 111: Machines Aan- En Afkoppelen

    Machine aan- en afkoppelen Machines aan- en afkoppelen WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor! Koppel de machine uitsluitend aan tractoren die daartoe geschikt zijn. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten als de machine onbedoeld loskomt van de...
  • Pagina 112 Machine aan- en afkoppelen WAARSCHUWING Gevaar voor uitval van de energietoevoer tussen tractor en machine door beschadigde voedingsleidingen! Let bij het aansluiten van de voedingsleidingen op het verloop van de voedingsleidingen. De voedingsleidingen  moeten bij alle bewegingen van de aangekoppelde machine soepel meedraaien zonder spanning, knikken of wrijving.
  • Pagina 113: Koppelen - Tractor En Grondbewerkingsmachine

    Machine aan- en afkoppelen 7.2.1 Koppelen - tractor en grondbewerkingsmachine De combinatie is uitgerust met een analoge werkstandsensor. De analoge werkstandsensor levert de impuls levert het in- en uitschakelen van de elektromotor voor de zaaiasaandrijving. Grondbewerkingsmachine en tractor koppelen, zie bedieningshandleiding "Grondbewerkingsmachine".
  • Pagina 114: Koppelen - Opbouwzaaimachine En Grondbewerkingsmachine Koppelen

    Machine aan- en afkoppelen Koppelen - opbouwzaaimachine en grondbewerkingsmachine koppelen 1. Koppelingsstukken (Afb. 122/1) verwijderen. 2 koppelingsstukken bevinden zich op de parkeerpositie aan de grondbewerkingsmachine. Ze dienen na het koppelen van de combinatie als mechanische beveiliging. Afb. 122 2. Stuur iedereen weg uit de gevarenzone tussen grondbewerkingsmachine en opbouwzaaimachine.
  • Pagina 115 Machine aan- en afkoppelen 4. Met de vanghaak (Afb. 124/1) de grondbewerkingsmachine onder de zaaimachine (Afb. 124/2) rijden. Afb. 124 5. De zaaimachine met de vanghaken opnemen. 6. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 7.
  • Pagina 116 Machine aan- en afkoppelen 9. De topstang (Afb. 127/1) vastzetten en met de veerclips borgen. 10. De lengte van de topstang instellen voor combinaties met  Grondbewerkingsmachines KE/KX/KG, zie Afb. 128.  Compactschijveneggen CombiDisc, zie Afb. 129. De lengtemaat dient als richtwaarde. De pictogrammen met de richtwaarden vindt u ook op uw machine.
  • Pagina 117 Machine aan- en afkoppelen 12. De combinatie zo ver oplichten, dat de steunelementen net van de grond loskomen. 13. Verwijder de steunelementen (Afb. 130/1). 14. Zet de combinatie zonder de steunen neer. Afb. 130 GEVAAR De steunelementen direct verwijderen na het aankoppelen van de zaaimachine op de grondbewerkingsmachine.
  • Pagina 118: Afkoppelen - Combinatie Van De Tractor

    Machine aan- en afkoppelen Afkoppelen – combinatie van de tractor: 7.3.1 GEVAAR Gevaar door het wegrollen van de afgekoppelde combinatie. Plaats de combinatie altijd op een horizontale en stabiele ondergrond. Beveilig de combinatie voor het afkoppelen tegen wegrollen. De opbouwzaaimachine kan opgebouwd op de grondbewerkingsmachine worden geparkeerd.
  • Pagina 119: Afkoppelen - Grondbewerkingsmachine En Opbouwzaaimachine

    Machine aan- en afkoppelen Afkoppelen – grondbewerkingsmachine en opbouwzaaimachine 7.3.2 GEVAAR Maak de tank leeg vóór het loskoppelen van de opbouwzaaimachine van de grondbewerkingsmachine. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen van de afgekoppelde machine! Zet de machine altijd op een vlakke en stevige bodem.
  • Pagina 120 Machine aan- en afkoppelen 9. Aansluitingen scheiden tussen tractor en grondbewerkingsmachine en in de slanghouder hangen. 10. Aansluitingen tussen grondbewerkings- en zaaimachine scheiden en in de slanghouder hangen. 11. Beschermkappen plaatsen. Afb. 135 12. Vanghaak losmaken. 12.1 De combinatie een beetje optillen. 12.2 Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot.
  • Pagina 121 Machine aan- en afkoppelen Steun (Afb. 139/1) voor machines met Control- zaaischijven RoTeC. Steun (Afb. 139/2) voor machines met TwinTeC- zaaischijven. Afb. 139 16. Maak de topstang (Afb. 140/1) los. Afb. 140 17. Stuur iedereen weg uit de gevarenzone tussen grondbewerkingsmachine en opbouwzaaimachine.
  • Pagina 122 Machine aan- en afkoppelen 19. Trek de grondbewerkingsmachine voorzichtig naar voren. De voedingsleidingen mogen bij het vooruit trekken van de grondbewerkingsmachine niet bekneld raken. Afb. 142 GEVAAR  Bij het naar voren rijden van de tractor mag niemand tussen tractor en machine staan. ...
  • Pagina 123: Rijpadenspoorbreedte Controleren

    Machine aan- en afkoppelen Rijpadenspoorbreedte controleren Controleer bij levering van de machine en bij aanschaf van een nieuwe tractor of  het rijpad is ingesteld op de spoorbreedte (Afb. 144/a) van de tractor  de spoorschijven van het rijpadmarkeerapparaat (indien aanwezig) op de spoorbreedte van de tractor is ingesteld.
  • Pagina 124: Instellingen

    Instellingen Instellingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door  onbedoeld neerlaten van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine;  onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine; ...
  • Pagina 125: Trap Uit- En Inklappen

    Instellingen Trap uit- en inklappen GEVAAR Betreed het de trap en de laadrand nooit terwijl de zaaimachine op de steunen staat (gevaar voor kantelen). Het betreden is alleen toegestaan als de zaaimachine aan de grondbewerkingsmachine is gekoppeld. VOORZICHTIG Stap alleen via de trap op het laadrand. Het betreden van het laadrand via andere wegen kan ernstig lichamelijk letsel door vallen tot gevolg hebben.
  • Pagina 126 Instellingen De trap met de hand voorzichtig in- en uitklappen. Klap de trap alleen uit, wanneer de zaaimachine met de grondbewerkingsmachine is gekoppeld. 1. Trap vasthouden. 2. De mechanische transportvergrendeling (zie boven) van de trap losmaken. 3. De trap uitklappen. Afb.
  • Pagina 127: Zaaigoedtank Vullen

    Instellingen Zaaigoedtank vullen GEVAAR Vul de zaaimachine nooit, wanneer de zaaimachine op de steunen staat (gevaar voor kantelen). Koppel de machinecombinatie en de tractor voor het vullen met zaaigoed. Neem de toelaatbare vulling en totaalgewichten in acht. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken in de gevarenzone onder zwevende lasten/machineonderdelen bij het vullen van de tank door onbedoeld zakken! Zet de machinecombinatie altijd op de grond voordat u de tank gaat...
  • Pagina 128 Instellingen 1. De machinecombinatie en tractor koppelen. 2. Zet de combinatie op een vlakke ondergrond. 3. Tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen beveiligen. 4. De bodemklephendel (Afb. 155/1) naar keuze instellen op een positie tussen 1 en 4 (Afb. 155/2). De bodemklephendel in de gatengroep altijd borgen.
  • Pagina 129 Instellingen 9. De hoogtepositie van de leegmeldsensor instellen. 9.1 De klemsluiting van de zeef met de centrale sleutel (Afb. 152/1) openen. De centrale sleutel op de zeskant plaatsen en parallel aan de achterwand van het zaaihuis naar boven bewegen. Afb. 152 9.2 Stel de hoogte van de leegmeldsensor (Afb.
  • Pagina 130 Instellingen 11. Vul de tank  met een shovel  vanuit zakken vanaf een bevoorradingsvoertuig  uit big bags  via een vulvijzel. 12. De deksel van de zaaigoedtank sluiten. 13. Trap inklappen Een grendel is de mechanische transportvergrendeling van de trap. Afb.
  • Pagina 131: Zaaihoeveelheid Instellen

    Instellingen Zaaihoeveelheid instellen 1. De benodigde instelwaarden in de tabel (pagina 64) opzoeken. 1.1 Keuze doseerwiel, zie hoofdstuk "Verwisselen doseerwiel", pagina 195. 1.2 Sluitschuifstand, zie hoofdstuk "Stand sluitschuif", pagina 132 1.3 Bodemklepstand, zie hoofdstuk "Stand bodemklep", pagina 131 1.4 Roerasondersteuning, zie hoofdstuk "Roerasondersteuning", pagina 133 2.
  • Pagina 132: Stand Sluitschuif

    Instellingen 8.3.2 Stand sluitschuif Deze instelling heeft invloed op de zaaihoeveelheid. De zaaihoeveelheid na de instelling kalibreren. Zaaien met grofdoseerwielen of bonendoseerwielen 1. Alle sluitschuiven van de grofdoseerwielen (Afb. 156/1) borgend op de tabelwaarde (pagina 64) instellen. 2. Alle sluitschuiven fijndoseerwielen (Afb. 156/2) sluiten.
  • Pagina 133: Roerasondersteuning

    Instellingen 8.3.3 Roerasondersteuning Deze instelling heeft invloed op de zaaihoeveelheid. De zaaihoeveelheid na de instelling kalibreren. Zie voor de benodigde instelwaarde de tabel "Instelwaarde", pagina 64. 8.3.3.1 Zaaien met roerasondersteuning 1. Functieklep openen, zie hoofdstuk 12.4.1, pagina 182. 2. De buisveerclip (Afb. 158/1) in de holle aandrijfas (Afb.
  • Pagina 134: Zaaihoeveelheid Kalibreren

    Instellingen Zaaihoeveelheid kalibreren 1. Machinecombinatie en tractor koppelen, zie hoofdstuk "Machines aan- en afkoppelen", pagina 111. 2. Zet de combinatie op een vlakke ondergrond. 3. Tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen beveiligen. Schakel de voedingsspanning van de tractor niet uit. De voedingsspanning van de tractor is voor het gebruik van de bedieningsterminal en de zaaiasaandrijfmotor nodig.
  • Pagina 135 Instellingen 8. Zaaimachine voordraaien. Het voordraaien stelt dezelfde omstandigheden in, als bij het later rijden op het veld. 8.1 De zaaimachine naar voren aan de hand van de handleiding  AMADRILL 2  Software ISOBUS. 8.2 De tweedelige opvangbak (Afb. 164/1) in de zaadbak legen, samensteken en met de opening naar boven gericht tot aan de aanslag in de houder schuiven.
  • Pagina 136 Instellingen Na het kalibreren - handelingsinstructies 11. Na het kalibreren, de lege tweedelige opvangbak (Afb. 164/1) in elkaar steken en met de opening naar beneden gericht tot aan de aanslag in de houder schuiven. Afb. 164 12. De hendel (Afb. 165/1) boven in het sleufgat borgen.
  • Pagina 137: Control-Zaaischijf Rotec

    Instellingen Control-zaaischijf RoTeC 8.5.1 Aflegdiepte voor zaaigoed instellen en controleren De zaaidiepte van het zaaigoed is afhankelijk van de factoren  bodemgesteldheid (licht tot zwaar)  rijsnelheid  zaaischijfdruk  stand van de dieptegeleidingsschijven/-rollen. Controleer de zaaidiepte, wanneer één van de factoren verandert. 1.
  • Pagina 138: Dieptegeleidingsschijven/-Rollen Instellen

    Instellingen 8.5.1.1 Dieptegeleidingsschijven/-rollen instellen Wanneer de gewenste zaaidiepte door het instellen van de zaaischijfdruk niet wordt bereikt, alle dieptegeleidingsschijven/-rollen, zoals in dit hoofdstuk beschreven, gelijkmatig instellen of demonteren. Dieptegeleidingsschijven/-rollen in een van de boringen op de zaaischijf borgen 1. Zie de tabel (Afb. 66, pagina 74) voor de benodigde boring van de dieptegeleidingsschijf/-rol.
  • Pagina 139 Instellingen Dieptegeleidingsschijf/-rol demonteren 1. De aanzet van de hendel via de gatengroep (Afb. 167/1) in het sleufgat (Afb. 167/2) borgen. 2. De dieptegeleidingsschijf/-rol in het sleufgat (Afb. 167/2) verschuiven tot de dieptegeleidingsschijf/-rol van de sluiting (Afb. 167/3) loskomt. 3. De dieptegeleidingsschijf/-rol van de zaaischijf trekken.
  • Pagina 140: Dubbele Zaaischijf Twintec

    Instellingen Dubbele zaaischijf TwinTeC 8.6.1 Aflegdiepte voor zaaigoed instellen en controleren De zaaidiepte van het zaaigoed kan veranderen afhankelijk van de factoren  bodemgesteldheid (licht tot zwaar)  rijsnelheid  ingestelde zaaidiepte. Controleer de zaaidiepte, wanneer één van de factoren verandert. 1.
  • Pagina 141: Twintec-Egtanden Instellen

    Instellingen Machines met dubbele zaaischijven TwinTeC+ 8.6.2 TwinTeC-egtanden instellen De instelhoek en de werkdiepte van de egtanden van de dubbele zaaischijf zijn instelbaar. 8.6.2.1 Instelhoek van de egtanden instellen De instelhoek van de egtanden t.o.v. de bodem is op drie standen instelbaar: "vlak", "middel" en "stijl". De machine voor elke instelprocedure slechts optillen tot de egtanden net boven de grond staan maar deze niet raken.
  • Pagina 142 Instellingen Machines met dubbele zaaischijven TwinTeC+ Stand egtanden steil De pen (Afb. 171/1) vergrendelen en met veerringen borgen. De pen dient als aanslag voor de egtanden (Afb. 171/2). Afb. 171 8.6.2.2 Werkdiepte egtanden instellen 1. De machine voor elke instelprocedure slechts optillen tot de egtanden net boven de grond staan maar deze niet raken.
  • Pagina 143: Egtanden In Parkeerpositie Zetten

    Instellingen Machines met dubbele zaaischijven TwinTeC+ 8.6.2.3 Egtanden in parkeerpositie zetten Niet benodigde egtanden (Afb. 173/1) kunnen in de parkeerpositie worden gezet. Afb. 173 1. De machine voor elke instelprocedure slechts optillen tot de egtanden net boven de grond staan maar deze niet raken. 2.
  • Pagina 144: Zaaischijfdruk, Zaaihoeveelheidverhoging En Zaaischijfopheffing

    Instellingen Zaaischijfdruk, zaaihoeveelheidverhoging en zaaischijfopheffing 8.7.1 Zaaischijfdruk/zaaischijfopheffing (handmatig bediend) Machines met  Control-zaaischijven RoTeC en  dubbele zaaischijven TwinTeC Deze instelling heeft invloed op de zaaidiepte. Controleer na de instelling de zaaidiepte. Zaaischijfdruk 1. De zaaischijfdruk met de centrale sleutel (Afb.
  • Pagina 145: Zaaischijfdruk, Verhoging Zaaihoeveelheid En Optillen Van De Zaaischijf (Alle Schijftypes - Hydraulisch Bediend)

    Instellingen 8.7.2 Zaaischijfdruk, verhoging zaaihoeveelheid en optillen van de zaaischijf (alle schijftypes - hydraulisch bediend) Machines met  Control-zaaischijven RoTeC  dubbele zaaischijven TwinTeC WAARSCHUWING Iedereen uit de gevarenzone wegsturen. De hydraulische cilinders voor de zaaischijf- en exactegdrukverstelling worden tegelijkertijd bediend. Met toenemende zaaischijfdruk wordt de druk op de aandrukrollen van de dubbele zaaischijf TwinTeC proportioneel verhoogd.
  • Pagina 146: Zaaischijfdruk Verhogen/Verlagen

    Instellingen 8.7.2.1 Zaaischijfdruk verhogen/verlagen 1. Het tractorregelventiel (groen) bedienen.  De wijzer (Afb. 177/1) geeft de actuele zaaischijfdruk aan.  De hydraulische cilinder van de exacteg beweegt tegen de, in het verstelsegment gestoken aanslag, zie hoofdstuk 8.8, pagina 148.  Bij overeenkomstige wijzerinstelling (Afb.
  • Pagina 147: Grondbewerking Zonder Zaaien (Zaaischijfopheffing)

    Instellingen 8.7.2.3 Grondbewerking zonder zaaien (zaaischijfopheffing) Machines met  Control-zaaischijven RoTeC  dubbele zaaischijven TwinTeC WAARSCHUWING Voor het bedienen van de tractorregelventielen, personen uit het draaibereik van de zaaischaren en eg wegsturen. 1. Tractorregelventiel (groen) zolang bedienen, tot de wijzer de schaalstand (Afb. 179/1) weergeeft en de schaal stilstaat.
  • Pagina 148: Exacteg Afstellen

    Instellingen Exacteg afstellen 8.8.1 Tanden exacteg traploos instelbaar Alleen zaaimachines zonder exactegopheffing 1. De afstand "A" (zie Afb. 82, pagina 83) door verstellen van het spanslot (Afb. 181/1) instellen. 2. De instelling met de borgmoer (Afb. 181/2) borgen. 3. Stel de beide spansloten hetzelfde in. Afb.
  • Pagina 149: Exactegdruk Instellen

    Instellingen 8.8.2 Exactegdruk instellen WAARSCHUWING Iedereen uit de gevarenzone wegsturen. De hydraulische cilinders voor de zaaischijf- en exactegdrukverstelling worden tegelijkertijd bediend. 1. De trekveren van de exacteg met de hendel (Afb. 184/1) spannen. Afb. 184 2. Een buisveerclip (Afb. 185/1) in een boring onder de aanslag (Afb.
  • Pagina 150: Exacteg In Werk-/Transportstand Zetten

    Instellingen 8.8.3 Exacteg in werk-/transportstand zetten 8.8.3.1 Exacteg in werkstand zetten De wals en de zaaischijven van de zaairail drukken de grond met een bepaalde afstand naar buiten, afhankelijk van rijsnelheid en bodemgesteldheid. Stel de buitenste toestrijkers zodanig in, dat de grond wordt teruggevoerd en een sporenvrij zaadbed ontstaat.
  • Pagina 151: Rolleneg Instellen

    Instellingen Rolleneg instellen De rolleneg is alleen in combinatie met machines met Control-zaaischijven RoTeC mogelijk. Deze instelling heeft invloed op de zaaidiepte. Controleer na de instelling de zaaidiepte. Rolleneg-egtanden – hoek instellen 8.9.1 1. Til de machine zo ver op, dat de egtanden net boven de grond hangen, maar deze niet raken. 2.
  • Pagina 152: Roldruk Instellen

    Instellingen 8.9.3 Roldruk instellen 1. De rollendruk met de centrale sleutel (Afb. 191) instellen, zie hoofdstuk 5.17, pagina 2. Na elke instelling de zaaidiepte controleren, zie hoofdstuk 8.5.1, pagina 137. Afb. 191 3. Controleer de roldruk op de grond bv. met een veerbalans, zie Afb.
  • Pagina 153: Markeur In Werk-/Transportstand Brengen

    De markeur aan de hand van de handleiding "grondbewerkingsmachine" bedienen. De benodigde markeurlengte staat in de tabel: Afstand „A“ Werkbreedte Cataya 3000 Super 3,0 m Cataya 4000 Super 4,0 m Afstand van het midden van de machine tot het verticale vlak van de markeurschijf.
  • Pagina 154: Halfzijdeschakeling

    Instellingen 8.11 Halfzijdeschakeling De halfzijdeschakeling aan het einde van de veldrit deactiveren. 8.11.1 Halfzijdeschakeling - machine met een zaaiasaandrijfmotor GEVAAR Onbedoeld starten van de zaai- en overbrengingsas door radarimpuls. Zaaiaskoppeling en overbrengingsaskoppeling alleen bedienen als de trap is uitgeklapt, zie hoofdstuk "Trap uit- en inklappen", pagina 125. De uitgeklapte trap voorkomt het starten van de zaai- en overbrengingsas door wiel- of radarimpuls.
  • Pagina 155: Halfzijdeschakeling Bij Zaaimachines Met Twee Zaaiasaandrijfmotoren

    Instellingen 8.11.2 Halfzijdeschakeling bij zaaimachines met twee zaaiasaandrijfmotoren Als de zaaimachine met twee zaaiasaandrijfmotoren is uitgerust, dient de bedieningsterminal voor het in- en uitschakelen van de benodigde zaaiashelft, zie handleiding "software ISOBUS". Na invoer van de gegevens voor het instellen van de rijpadenschakeling heeft ingevoerd, schakelt de zaaiashelft/overbrengingsashelft automatisch in en uit.
  • Pagina 156: Rijpadmarkeerapparaat In De Werk-/Transportstand Brengen

    Instellingen 8.12 Rijpadmarkeerapparaat in de werk-/transportstand brengen WAARSCHUWING Stuur iedereen weg uit de gevarenzone van de hydraulisch bediende delen. Met de regeleenheid van de tractor kunnen de hydraulische cilinders van de markeurs en van het rijpadmarkeerapparaat gelijktijdig worden bediend. 8.12.1 Rijpadmarkeerapparaat in werkstand zetten 1.
  • Pagina 157: Rijpadmarkeerapparaat In Transportstand Zetten

    Instellingen 8.12.2 Rijpadmarkeerapparaat in transportstand zetten 1. Stuur iedereen weg uit het zwenkbereik van de markeur en het rijpadenmarkeerapparaat. 2. De bedieningsterminal mag het symbool voor het aanmaken van rijpaden niet aanwijzen. 3. De tractorregeleenheid (geel) bedienen voor het optillen van de spoorschijfdrager. 4.
  • Pagina 158: Exacteg-Beschermstrip In Verkeers-/Parkeerstand Zetten

    Instellingen 8.13 Exacteg-beschermstrip in verkeers-/parkeerstand zetten 8.13.1 Beschermstrip in de transportstand voor de openbare weg zetten 1. De tweedelige beschermstrip (Afb. 201/1) over de toppen van de tanden van de exacteg schuiven. 2. De beschermstrip met veerhouders (Afb. 201/2) op de exacteg bevestigen. Afb.
  • Pagina 159: Transportritten

    Transportritten Transportritten GEVAAR In Duitsland en in enkele andere landen is het transport van de aan de tractor aangebouwde machine tot 3,0 m breed over de openbare weg toegestaan. In deze landen is het transport van een combinatie van meer dan 3,0 meter breed uitsluitend op een transportvoertuig toegestaan.
  • Pagina 160: Wettelijke Voorschriften En Veiligheid

    Transportritten 15. Hoofdstuk 9.2 doorlezen en aanhouden: De wettelijke voorschriften en de veiligheidsinstructies voor en tijdens de transportrit. 16. Voor het begin van de rit de contourverlichting inschakelen en de goede werking controleren ........................pagina 160 Wettelijke voorschriften en veiligheid Bij het transport op openbare wegen moeten tractor en machine voldoen aan de nationale verkeersvoorschriften (in Duitsland volgens StVZO en StVO) en de ongevallenpreventie voorschriften (in Duitsland de voorschriften van de wettelijke ongevallenverzekering).
  • Pagina 161 Transportritten Raadpleeg vóór aanvang van een rit het hoofdstuk „Veiligheidsinstructies voor de gebruiker“ en controleer de volgende punten:  het aanhouden van het toelaatbare gewicht  het correct aansluiten van de voedingsleidingen  of het verlichtingssysteem werkt, schadevrij en schoon is ...
  • Pagina 162 Transportritten WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken of stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen.  Houd een rijstijl aan waarbij u de tractor met aan- of afgekoppelde machine op elk moment onder controle hebt. Houd daarbij rekening met uw persoonlijke capaciteiten, de omstandigheden op de weg, van het verkeer, uw zicht, het weer en de rijeigenschappen van de tractor en de invloed van de aangebouwde of aangekoppelde machine.
  • Pagina 163 Transportritten WAARSCHUWING Gevaar voor steekletsel bij andere verkeersdeelnemers bij transportritten door niet-afgedekte, spitse veertanden van de exacteg! Transportritten zonder correct gemonteerde beschermstrip voor de verkeersveiligheid zijn verboden, wanneer de machine met een exacteg is uitgerust. WAARSCHUWING Gevaar voor steekwonden bij transport met uitgetrokken buitenste toestrijkers! Uitgetrokken buitenste toestrijkers steken tijdens transport naar de zijkant en brengen andere verkeersdeelnemers in gevaar.
  • Pagina 164: Werken Met De Machine

    Werken met de machine Werken met de machine Raadpleeg voor het werken met de machine  het hoofdstuk "Waarschuwingsborden op de machine", pagina 18  het hoofdstuk "Gevaren bij negeren van de veiligheidsinstructies", pagina 25. Het lezen van deze hoofdstukken is voor uw eigen veiligheid.
  • Pagina 165: Eerste Inbedrijfname

    Werken met de machine 10.1 Eerste inbedrijfname Voor het eerste gebruik Hoofdstuk 12.6.2 Hydraulische slangen en koppelingen controleren. pagina 202 Controleer alle componenten van het hydraulische systeem op lekkage Na de eerste 10 bedrijfsuren Hoofdstuk 12.6.2 Hydraulische slangen en koppelingen controleren. pagina 202 Controleer alle componenten van het hydraulische systeem op lekkage...
  • Pagina 166: Zaaischijfveldverlichting

    Werken met de machine 10.3 Zaaischijfveldverlichting De zaaischijfveldverlichting (Afb. 206/1) wordt geschakeld door  AmaDrill 2-terminal of  ISOBUS-bedieningsterminal. Afb. 207 10.4 Machine van de transport- in de werkstand zetten 1. De beschermstrip van de exacteg in de parkeerstand zetten ........Pagina 158 2.
  • Pagina 167 Werken met de machine De machine  met Control-zaaischijven RoTeC-Pro is bij de juiste instelling van de topstanglengte recht uitgelijnd.  met dubbele zaaischijven TwinTeC is bij juiste instelling van de topstang zodanig uitgericht, dat het zaaischijfparallellogram tijdens het werken horizontaal staat. Topstang (Afb.
  • Pagina 168: Tijdens Het Werk

    Werken met de machine 10.6 Tijdens het werk 10.6.1 Overzicht controles tijden het werken Tijdsafstand Controle Hoofdstuk Pagina  na de eerste 30 tot 50 m die met met RoTeC- werksnelheid zijn afgelegd Control 8.5.1 zaaischijven  na de overgang van lichte grond Zaaidiepte naar zware grond en omgekeerd controleren...
  • Pagina 169: Keren Op Wendakker

    Werken met de machine 10.6.2 Keren op wendakker GEVAAR Na het keren wordt bij overeenkomstige instelling in de bedieningsterminal en bij bediening van de tractorregeleenheid de tegenoverliggende markeur in de werkstand gebracht. 1. Tractorregeleenheid (geel) bedienen.  Oplichten van de actieve markeur. ...
  • Pagina 170: Markeurs

    Werken met de machine 10.6.3 Markeurs Vóór het passeren van obstakels de actieve markeur op het veld oplichten. Door het oplichten van de markeur schakelt de rijpadenteller verder. Het doorschakelen van de rijpadenteller kan worden voorkomen,  zie bedieningshandleiding "AmaDrill 2" ...
  • Pagina 171: Zaadbak En Zaaihuizen Leegmaken

    Werken met de machine 10.7 Zaadbak en zaaihuizen leegmaken VOORZICHTIG Vóór werkzaamheden aan de machine  opbouwzaaimachine en grondbewerkingsmachine koppelen.  de machinecombinatie op een vlakke, stevige ondergrond neerlaten.  trek de handrem aan.  bedieningsterminal uitschakelen.  schakel de motor van de tractor uit. ...
  • Pagina 172 Werken met de machine 5. De bodemklaphendel (Afb. 212/1), als bij het laatste zaad, in de gatengroep (Afb. 212/2) laten. 6. Het gedoseerde zaaigoed in de opvangbak leiden. 6.1 De hendel (Afb. 212/3) tot aan de aanslag in het sleufgat naar onderen verschuiven.
  • Pagina 173 Werken met de machine 8. De bodemklephendel (Afb. 215/1) over de gatengroep (Afb. 215/2) heen wegdraaien.  De bodemklep openen.  Het zaaigoed stroomt in de opvangbak. 9. De bodemklaphendel in de gatengroep (Afb. 215/2), als bij het laatste zaad instellen, zodra de opvangbak is gevuld.
  • Pagina 174 Werken met de machine 13. De zaadbak en de doseerhuizen reinigen. 14. De opvangbak (Afb. 218/1) met de opening naar beneden gericht in de houder schuiven. Afb. 218 15. De bodemklephendel (Afb. 219/1) in gat 8 borgen, wanneer de machine gedurende een langere periode wordt weggezet.
  • Pagina 175: Storingen

    Storingen Storingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door  onbedoeld neerlaten van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine;  onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine; ...
  • Pagina 176: Restzaadhoeveelheid

    Storingen 11.1 Restzaadhoeveelheid Onderschrijden van de resthoeveelheid in de tank (bij correct ingestelde leegmeldsensor) wordt optisch en akoestisch gesignaleerd. De minimumhoeveelheid moet groot genoeg zijn om schommelingen met betrekking tot de zaaihoeveelheid te voorkomen. 11.2 Verschil tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid Verschillen tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid kunnen worden veroorzaakt door: ...
  • Pagina 177: Onderhoud En Reparatie

    Onderhoud en reparatie Onderhoud en reparatie 12.1 Onderhoudsschema Tijdsintervallen, draai-uren van de motor en onderhoudsintervallen van de eventueel bijgeleverde documenten van derden hebben voorrang op het onderhoudsschema. Voor aanvang van de werkzaamheden (dagelijks) Visuele controle van de top- en trekstangpennen Hoofdstuk 12.6.1 Hydraulische slangen en koppelingen controleren.
  • Pagina 178: Smeerplan

    Onderhoud en reparatie 12.2 Smeerplan Aantal Smeer- Smeerpunten Onderdeel Opmerking smeernippels interval Instelspindel Uitbrengen zaaigoed 3 slagen per smeernippel Afb. 220/1 Diepte-instelling, 1 x per jaar met handvetspuit zie hoofdstuk 5.14.1, pagina 77 Instelspindel Zaaischijfdruk verstellen 3 slagen per smeernippel Afb.
  • Pagina 179: Veiligheid

    Onderhoud en reparatie 12.3 Veiligheid WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door  onbedoeld neerlaten van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine;  onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine;...
  • Pagina 180: Veiligheid Bij Het Reinigen Van De Machine

    Onderhoud en reparatie WAARSCHUWING Gevaren door beknellen, snijden, amputeren, grijpen, opwikkelen, intrekken en vangen door onbeveiligde gevarenpunten!  Monteer de beveiligingsinrichtingen die u voor het reinigen, onderhouden en repareren van de machine hebt verwijderd.  Vervang defecte beveiligingsinrichtingen door nieuwe. ...
  • Pagina 181: Veiligheid Bij Werkzaamheden Aan Het Hydraulisch Systeem

    Onderhoud en reparatie Het pictogram moet eraan herinneren, dat de reinigingsstraal van de (heetwater-) hogedrukreiniger niet direct mag worden gericht op  elektrische componenten  smeerpunten en lagers  typeplaat, waarschuwingsborden, stickers en designfolie. De componenten kunnen Afb. 221 beschadigd raken. Let op bij gebruik van (heetwater-) hogedrukreinigers: ...
  • Pagina 182: Beschermingsvoorzieningen Openen

    Onderhoud en reparatie 12.4 Beschermingsvoorzieningen openen WAARSCHUWING Stel de machine alleen in bedrijf als alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht. 12.4.1 Functieklep openen 1. De functieklep (Afb. 222/1) met de centrale sleutel (Afb. 222/2) openen. 1.1 De centrale sleutel op de zeskant plaatsen.
  • Pagina 183: Afdekking Openen

    Onderhoud en reparatie 12.4.2 Afdekking openen WAARSCHUWING De afdekking (Afb. 224/1) beschermt tegen draaiende doseerorganen. De afdekking alleen voor instel- en reparatiewerkzaamheden openklappen. De afdekking na de instelwerkzaamheden dicht klappen en de sluiting laten borgen. 1. Afdekking (Afb. 224/1) open klappen. 1.1 De centrale sleutel (Afb.
  • Pagina 184: Montage

    Onderhoud en reparatie 12.5 Montage 12.5.1 Machine gedurende langere tijd wegzetten Wanneer de machine gedurende langere tijd niet wordt gebruikt  Zaaidiepte op "0" instellen (alleen opbouwzaaimachine met dubbele zaaischijven TwinTeC, zie hoofdstuk "Aflegdiepte voor zaaigoed instellen en controleren", pagina 140. ...
  • Pagina 185: Rijpadenschakeling Aanpassen

    Onderhoud en reparatie 12.5.2 Rijpadenschakeling aanpassen Elk doseerwiel (Afb. 228/1) heeft een inbusbout (Afb. 228/2). Wanneer de inbusbout in de groef van de zaaias (SW) grijpt, wordt het doseerwiel door de zaaias aangedreven. Afb. 228 Rijpadendoseerwielen worden door een tandwielpaar aangedreven. Het tandwiel (Afb. 229/1) op de overbrengingsas (VW) drijft het tandwiel (Afb.
  • Pagina 186 Onderhoud en reparatie Inbouwpositie Doseerwiel (1) is gekoppeld met zaaiastandwiel (2) Tandwiel overbrengingsas (3) in parkeerpositie Zaaias (SW) drijft doseerwiel (1) aan Overbrengingsas (VS) drijft doseerwiel (1) aan  Bij stilstand van de overbrengingsas (VS) worden rijpaden aangemaakt Inbusbout (4) grijpt in de asgroef Inbusbout (5) grijpt in de asgroef Inbusbout (6) grijpt in de asgroef Inbusbout in de asgroef schroeven en aansluitend ½°slag losdraaien, zodat het doseerwiel met...
  • Pagina 187: 12.5.2.1 Overbrengingsas Wegklappen

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.1 Overbrengingsas wegklappen 1. Bedieningsterminal uitschakelen. 2. Afdekking openen, zie hoofdstuk 12.4.2, pagina 183. De overbrengingsaslagers (Afb. 231/2) houden de overbrengingsas (Afb. 231/1) in de werkstand. Afb. 231 3. De overbrengingsas vasthouden en alle overbrengingsaslagers (Afb. 232/1) openen. 4.
  • Pagina 188: 12.5.2.2 Overbrengingsas Omhoog Klappen

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.2 Overbrengingsas omhoog klappen 1. Overbrengingsas (Afb. 233/1) omhoog klappen. 2. De tandwielparen (Afb. 233/2) van het aandrijftandwiel op de zaaias met het tandwiel van de vrijloopkoppeling combineren. Afb. 233 3. Alle overbrengingsaslagers (Afb. 234/1) sluiten. 4. Controleer de werking van de rijpadschakeling.
  • Pagina 189: 12.5.2.3 Rijpadenspoorbreedte Instellen

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.3 Rijpadenspoorbreedte instellen Wanneer niet anders besteld, is de spoorbreedte (Afb. 235/a) van het rijpad ingesteld op 1,80 m. Afb. 235 Wanneer de spoorbreedte moet worden veranderd, moeten overeenkomstig de gewenste spoorbreedte oude rijpadendoseerwielen (Afb. 236/1) in doseerwielen en oude doseerwielen in rijpaddoseerwielen worden omgebouwd.
  • Pagina 190: 12.5.2.4 Rijpadenwielbreedte Instellen

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.4 Rijpadenwielbreedte instellen Indien niet anders besteld, wordt de wielbreedte (Afb. 237/c) door het uitschakelen van 3 naast elkaar gelegen rijpadendoseerwielen aangemaakt. Maximaal kunnen 5 rijpadendoseerwielen per machinezijde worden uitgeschakeld. Afb. 237 Wanneer de wielbreedte moet worden veranderd, moet het aantal naast elkaar gelegen rijpadendoseerwielen (Afb.
  • Pagina 191: 12.5.2.5 Ombouw Van Een Doseerwiel In Een Rijpadendoseerwiel

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.5 Ombouw van een doseerwiel in een rijpadendoseerwiel Elk rijpadendoseerwiel (Afb. 239/1) is met een tandwiel (Afb. 239/2) op de zaaias verbonden. Het tandwiel (Afb. 239/2) wordt door een tandwiel (Afb. 239/3) op de overbrengingsas aangedreven. Dit hoofdstuk beschrijft het ombouwen van een doseerwiel in een rijpadendoseerwiel.
  • Pagina 192 Onderhoud en reparatie Voor een snelle montage zijn de tandwielen (Afb. 242/1) op de zaaias tweedelig. De tandwielhelften (Afb. 242/2) met 2 schroeven (Afb. 242/3) op de zaaias schroeven en met het rijpadendoseerwiel (Afb. 242/4) koppelen. Demontage van de zaaias is niet nodig. Afb.
  • Pagina 193: 12.5.2.6 Ombouw Van Een Rijpadendoseerwiel In Een Doseerwiel

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.6 Ombouw van een rijpadendoseerwiel in een doseerwiel De tandwielen op de overbrengingsas drijven de tandwielen van de rijpadendoseerwielen aan. Wanneer een rijpadendoseerwiel in een doseerwiel moet worden omgebouwd, wordt het tandwielpaar op de overbrengingsas en op de zaaias verwijderd. Wanneer het rijpadendoseerwiel slechts gedurende korte tijd moet worden omgebouwd, om op het volgende veld weer als rijpadendoseerwiel te worden gebruikt, dan wordt het tandwiel op de overbrengingsas eenvoudig zover verschoven, tot deze niet meer met het tandwiel op de zaaias...
  • Pagina 194: Ombouw Van Een Rijpadendoseerwiel In Een Doseerwiel Door Verwijderen Van Het

    Onderhoud en reparatie 12.5.2.8 Ombouw van een rijpadendoseerwiel in een doseerwiel door verwijderen van het tandwielpaar van de overbrengingsas en de zaaias 1. Overbrengingsas wegklappen, zie hoofdstuk 12.5.2.1, pagina 187. 2. Het tandwielpaar (Afb. 247/1) op de overbrengingsas en op de zaaias verwijderen.
  • Pagina 195: Verwisselen Doseerwiel

    Onderhoud en reparatie 12.5.3 Verwisselen doseerwiel Dit hoofdstuk beschrijft het vervangen van fijn- en grofdoseerwielen door bonendoseerwielen en omgekeerd, indien de zaaias door één of twee elektromotoren wordt aangedreven. Vervangen van de doseerwielen heeft invloed op de zaaihoeveelheid. De zaaihoeveelheid aansluitend kalibreren. 1.
  • Pagina 196 Onderhoud en reparatie 4. Functieklep openen, zie hoofdstuk 12.4.1, pagina 182. 5. Aandrijfketting (Afb. 252) verwijderen. 5.1 Kettingspanner losmaken. 5.2 Aandrijfketting verwijderen. Afb. 252 De inbusbouten (Afb. 253/1) van de doseerwielen niet verstellen. Deze hebben een kleine speling in de zaaiasgroef.
  • Pagina 197: 12.5.3.1 Demontage Van De Via De Koppeling Aangedreven Zaaiashelft

    Onderhoud en reparatie 12.5.3.1 Demontage van de via de koppeling aangedreven zaaiashelft 6. Twee stelringen liggen strak tegen een zaaihuis aan. Daardoor borgen deze de rechter zaaiashelft axiaal. De inbusbouten (Afb. 254/1) van de stelringen losmaken. 7. De inbusbout (Afb. 254/2) van de zaaiaskoppeling losmaken.
  • Pagina 198: 12.5.3.2 Demontage Van Door Een Elektromotor Aangedreven Zaaiashelft

    Onderhoud en reparatie 12.5.3.2 Demontage van door een elektromotor aangedreven zaaiashelft 9. Inbusbout (Afb. 256/1) van het spanlager losmaken. Afb. 256 10. De inbusbout (Afb. 257/1) van de zaaiaskoppeling losmaken. Afb. 257 11. De zaaiashelft (Afb. 258/1) uit het machinezijdeel trekken. Afb.
  • Pagina 199 Onderhoud en reparatie Doseerwielen in de zaaihuizen vervangen 12. De reinigingskleppen (Afb. 259/1) verwijderen. 12.1 De reinigingsklep komt los bij indrukken van de verhoogde vlakken (zie pijlen). 13. De doseerwielen in de zaaihuizen vervangen. Afb. 259 Afgebeeld zijn het fijn- en grofdoseerwiel (Afb.
  • Pagina 200 Onderhoud en reparatie Montage van de zaaias 14. Montage van de zaaias gebeurt in omgekeerde volgorde. 15. Controleer de juiste positie van de inbusbouten (Afb. 262/1) van de doseerwielen. Belangrijk: De inbusbouten (Afb. 262/1) van de doseerwielen hebben een kleine speling in de zaaiasgroef.
  • Pagina 201: Onderhoud

    Onderhoud en reparatie 12.6 Onderhoud 12.6.1 Visuele controle van de top- en trekstangpennen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, beetpakken, vastgrijpen en stoten als de machine onbedoeld loskomt van de tractor. Controleer elke keer bij het aankoppelen van de machine of de top- en trekstangpennen zich in goede staat bevinden.
  • Pagina 202: Visuele Inspectie Van De Hydraulische Slangen En Koppelingen

     Laat de gebreken aan hydraulische slangleidingen direct door een vakwerkplaats herstellen. Gebruik alleen originele hydraulische slangen van AMAZONE.  Laat tenminste één keer per kwartaal in een vakwerkplaats controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn.
  • Pagina 203: Controleer De Kettingspanning

    Onderhoud en reparatie 12.6.3 Controleer de kettingspanning Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. 1. Functieklep openen, zie hoofdstuk 12.4.1, pagina 182. 2. Kettingaandrijving ontlasten. 3. Ketting in gemarkeerde gebied naar beneden trekken. 4. Ketting in gemarkeerde gebied naar boven drukken.
  • Pagina 204: Bodemkleppen, Basisinstelling Controleren

    Onderhoud en reparatie 12.6.4 Bodemkleppen, basisinstelling controleren Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. 1. Schuif sluiten, bij gevulde zaaigoedtank. 2. Zaaihuizen leegmaken, zie hoofdstuk Zaadbak en zaaihuizen leegmaken, pagina 171. 3. De bodemklephendel (Afb. 266/1) in de gatengroep (Afb.
  • Pagina 205: Twintec-Rolafstrijker Controleren / Bijstellen / Vervangen

    Onderhoud en reparatie 12.6.5 TwinTeC-rolafstrijker controleren / bijstellen / vervangen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. Rolafstrijker controleren De afstand tussen aandrukrol en afstrijker bedraagt circa 3 mm over de gehele omvang van de aandrukrol. Afstrijker bijstellen/vervangen De afstrijker (Afb.
  • Pagina 206: Reparatie (Gespecialiseerde Werkplaats)

    Onderhoud en reparatie 12.7 Reparatie (gespecialiseerde werkplaats) WAARSCHUWING Alleen een gespecialiseerd vakbedrijf mag de in het hoofdstuk reparatie genoemde werkzaamheden uitvoeren. 12.7.1 Hydraulische slangen controleren Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. Hydraulische slangen controleren en gebreken oplossen (gespecialiseerde werkplaats): ...
  • Pagina 207: 12.7.1.1 Veiligheid Bij Het Werken Aan Hydraulische Leidingen

    Houd bij het in- en uitbouwen van hydraulische slangleidingen de volgende veiligheidsinstructies aan:  Werkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen uitsluitend door een vakwerkplaats worden uitgevoerd.  Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen!  Zorg voor een schone werkplek.  U moet de hydraulische slangleidingen altijd zodanig monteren, dat onder alle bedrijfsomstandigheden ...
  • Pagina 208: Twintec-Schijflager Controleren En Bijstellen

    Onderhoud en reparatie 12.7.2 TwinTeC-schijflager controleren en bijstellen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. 12.7.2.1 TwinTeC-schijflager controleren De zaaischijven (Afb. 269/1) raken elkaar iets. De schijflagers zijn correct ingesteld wanneer door draaien van de ene schijf met de hand, de tweede schijf wordt meegenomen en beide schijven licht lopen.
  • Pagina 209 Onderhoud en reparatie 4. Afstandsringen (Afb. 270/5) indien nodig vervangen/toevoegen. Niet benodigde afstandsschijven (Afb. 270/5) op de centrale schroef (Afb. 270/3) schuiven, daar de lengte van de schroefdraadboring voor de centrale schroef beperkt is. 5. De lagerbehuizing (Afb. 270/4) met de centrale schroef (Afb. 270/3) vastschroeven (aandraaimoment: 100 Nm).
  • Pagina 210: Twintec-Binnenafstrijkers Controleren / Vervangen

    Onderhoud en reparatie 12.7.3 TwinTeC-binnenafstrijkers controleren / vervangen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. Binnenafstrijkers controleren Controleer de inwendige afstrijker (Afb. 273/1) op slijtage. Versleten binnenafstrijkers vervangen. Binnenafstrijkers vervangen Demontage van de zaaigoedleiding en de zaaischijven is niet nodig. Binnenafstrijkers (Afb.
  • Pagina 211: Twintec-Botslip Controleren / Vervangen

    Onderhoud en reparatie 12.7.4 TwinTeC-botslip controleren / vervangen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. Botslip controleren Controleer de botslip (Afb. 274/1) op slijtage. Versleten botslippen vervangen. Botslip vervangen 1. Zaaigoedleiding demonteren, zie hoofdstuk "Montage-instructie: TwinTeC - zaaigoedleiding demonteren", pagina 212. 2.
  • Pagina 212: 12.7.4.1 Montage-Instructie: Twintec - Zaaigoedleiding Demonteren

    Onderhoud en reparatie 12.7.4.1 Montage-instructie: TwinTeC - zaaigoedleiding demonteren De zaaigoedleiding steekt in de verdraaiborging (Afb. 276/1) en is bevestigd met een zeskantbout (Afb. 276/2). Voor de demontage van de zaaigoedleiding moeten eerst de zaaischijven worden gedemonteerd. Afb. 276 1. Zeskantbout (Afb. 277/1) losdraaien. 2.
  • Pagina 213: Twintec-Aandrukrol Controleren / Vervangen

    Onderhoud en reparatie 12.7.5 TwinTeC-aandrukrol controleren / vervangen Houd de controle-intervallen aan, zie hoofdstuk "Onderhoudsschema", pagina 177. Aandrukrol controleren Controleer de aandrukrol (Afb. 278/1) op slijtage. Versleten aandrukrollen vervangen. Aandrukrol vervangen 1. Zeskantmoer (Afb. 278/2) losmaken. 2. Aandrukrol vervangen De onbeschadigde as niet vervangen. De assen passen op alle aandrukrollen.
  • Pagina 214: Oliën En Vetten

    Onderhoud en reparatie 12.8 Oliën en vetten Hydraulische olie  veilig voor kinderen bewaren  mag niet in de grond of in het oppervlaktewater komen  afvoeren conform de voorschriften. 12.8.1 Smeermiddelen voor smeernippels en vetspuit Gebruik voor het afsmeren een multifunctioneel lithiumzeepvet met EP-additieven: Bedrijf Naam smeermiddel ARAL...
  • Pagina 215: Aanhaalmomenten Bouten

    Onderhoud en reparatie 12.9 Aanhaalmomenten bouten De in deze tabel genoemde aandraaimomenten gelden niet voor gecoate bouten. Wanneer gecoate bouten worden gebruikt, vindt u het aandraaimoment naast de gebruiksinstructies. 10.9 12.9 M 8x1 M 10 16 (17) M 10x1 M 12 18 (19) M 12x1,5 M 14...
  • Pagina 216: Hydraulische Circuits

    Hydraulische circuits Hydraulische circuits 13.1 Hydraulische schema Cataya 3000/4000 Super Afb. Naam 280/… 0010 Tractor 0020 Markering blauw 2 0030 Markering blauw 1 0040 Markering geel 1 0050 Markering groen 2 0060 Markering groen 1 0100 Sperblok zaaischijfdruk/zaaischijfopheffing 0110 Sperblok egdruk 0120 Smoorklep zaaischijfdruk max./zaaischijfopheffing 0130...
  • Pagina 217 Hydraulische circuits Afb. 280 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 218: Hydraulisch Schema Cataya 3/4000 Super Met Comfort Hydraulica

    Hydraulische circuits 13.2 Hydraulisch schema Cataya 3/4000 Super met comfort hydraulica Afb. Naam 280/… 0010 Tractor 0040 Markering geel 1 0050 Markering groen 2 0060 Markering groen 1 0070 Markering rood T 0100 Sperblok zaaischijfdruk/zaaischijfopheffing 0110 Sperblok exactegdruk 0120 Smoorklep zaaischijfdruk max./zaaischijfopheffing 0130 Smoorklep zaaischijfdruk min./zaaischijfopheffing 0140...
  • Pagina 219 Hydraulische circuits Afb. 281 Cataya Super BAH0105-1 02.20...
  • Pagina 222 H. DREYER SE & Co. KG Postfach 51 Tel.: + 49 (0) 5405 501-0 D-49202 Hasbergen-Gaste E-mail: amazone@amazone.de Germany http:// www.amazone.de...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Cataya 4000 super

Inhoudsopgave