SAEx 25.1 – SAEx 40.1/SAREx 25.1 – SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch
ACExC 01.1 Intrusive
9.7.
Proefdraaien
9.7.1.
Draairichting controleren
LET OP
3. Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroeven-
draaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [5]: onder een
duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90° verder.
4. Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten.
➥ De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld.
6. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspin-
del in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien
worden begonnen.
Beschadigingen aan de afsluiter door een verkeerde draairichting!
→ Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
→ Storing verhelpen, bijv. bij de kabelset (wandbeugel) de fasenvolgorde
corrigeren.
→ Proefdraaien herhalen.
1. Aandrijving handmatig in de tussenstand, resp. op voldoende afstand van de eind-
stand brengen.
2. Keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (LOCAL) plaatsen.
3. Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting
observeren:
met schijfje mechanische standaanwijzing: stap 4
zonder schijfje mechanische standaanwijzing: stap 5 (holle as)
→ Voor het bereiken van de eindstand uitschakelen.
4. Met schijfje mechanische standaanwijzing:
→ Draairichting observeren.
➥ D raairichting is correct, indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en het schijfje van de mechanische standaanwijzing tegen
de wijzers van de klok in draait.
Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
47