Mobiele apparaten altijd toestaan verbinding te maken met het apparaat
Standaard moet u het configuratiescherm gebruiken om het apparaat in de wachtstand te zetten wanneer u
een rechtstreekse verbinding tot stand wilt brengen.
Als u mobiele apparaten wilt toestaan altijd verbinding te maken met het apparaat, geeft u in [Instellingen
Toegangspuntmodus] handmatig de SSID en netwerksleutel op en activeert u het selectievakje [Altijd
ingeschakeld houden als SSID/netwerksleutel is opgegeven] bij [Verbinding ingeschakeld houden].
6
Klik op [OK].
7
Start het apparaat opnieuw op.
➠
De instellingen worden toegepast.
Het type netwerkverbinding van het apparaat controleren
Als het apparaat geen verbinding heeft met een netwerk (bekabeld of draadloos LAN-netwerk), controleert u of het
type netwerkverbinding is ingesteld op bekabeld LAN.
Als het apparaat verbonden is met een netwerk, hoeft u dit niet te controleren.
1
Druk op het configuratiescherm op [Statusmonitor] in het scherm [Start] of een
andere locatie.
➠
Het scherm [Statusmonitor] verschijnt.
2
Druk op [Netwerkinformatie]
➠
Het scherm [Type netwerkverbinding] verschijnt.
3
Controleer of [Bedraad LAN] wordt weergegeven.
Als het verbindingstype is ingesteld op bekabeld LAN, kunt u een rechtstreekse verbinding tot stand
brengen, zelfs als het apparaat niet met een netwerk verbonden is.
Wanneer [Draadloos LAN] wordt weergegeven in [Verbindingstype]
Wanneer het apparaat niet verbonden is met een draadloos LAN-netwerk, kan geen rechtstreekse verbinding
tot stand worden gebracht. Maak met het apparaat verbinding via een bekabeld LAN of schakel het
verbindingstype over op bekabeld LAN.
Verbinding maken met een draadloos LAN(P. 58)
Bedraad of draadloos LAN kiezen(P. 56)
Aan mobiele apparaten koppelen
Start het apparaat opnieuw op(P. 111)
Scherm [Start](P. 119)
[Type netwerkverbinding].
350