2
Druk op de [EXIT]-knop en selecteer het opnamegedeelte
voor elke track (Part Assign).
◆ Het gedeelte voor de melodietrack selecteren
Als de Style-functie uit staat: kunt u track [1]-[16] voor de opname
selecteren.
Als u de Track-functie wijzigt tussen [TR 1-8] en [TR 9-16], drukt u
meerdere keren op de [REGIST/PART [MIXER]]-knop tot het gewenste
item boven aan de display verschijnt.
Houd de [REC]-knop ingedrukt en druk op een van de trackknoppen
[1/9]-[8/16] tot het gewenste gedeelte bij de trackknop wordt
weergegeven. Elke keer dat u op de knop drukt, wordt het gedeelte in
een vaste volgorde (bijvoorbeeld MAIN, DUAL, LEFT) in de
hoofddisplay gewijzigd.
Als de Style-functie aan staat: kunt u alleen [TR 1-8] selecteren voor
de melodietracks.
Ingedrukt houden
◆ Het gedeelte voor de begeleidingstrack selecteren
Houd de [REC]-knop ingedrukt en druk op de [ACMP]-knop. De REC-
indicatie wordt gemarkeerd in de display en de bewerking wordt
ingesteld op de modus Klaar voor opname.
Ingedrukt houden
Track 1 wordt toegewezen aan het MAIN-gedeelte
ACMP is ingesteld op de modus Klaar voor opname
Uw eigen spel opnemen
LET OP
• Als u uw spel opneemt op een
track waarop al data waren
opgeslagen, worden de
aanwezige data overschreven
door de nieuwe data.
OPMERKING
• Als de ACMP-track is ingesteld
op REC ON, wordt de
begeleiding automatisch
ingesteld op ON.
• ACMP ON/OFF wordt niet
gewijzigd tijdens een opname.
• Een toegewezen gedeelte kan
niet worden toegewezen aan
een andere track.
• Er kunnen maximaal drie
melodietracks tegelijk worden
opgenomen.
OPMERKING
• Als u de modus Klaar voor
opname van een track wilt
opheffen, houdt u de [REC]-
knop ingedrukt en drukt u
tegelijkertijd nogmaals op de
knop voor de track die u wilt
opheffen.
PSR-S550 Gebruikershandleiding
35