1. Om de motorfiets met de remmen af te remmen, geeft u geen
gas meer en gebruikt u de voor- en achterremmen gelijkmatig
en geleidelijk.
Als de antiblokkeerremmen tijdens een remmanoeuvre worden
ingeschakeld, voelt de rijder een pulsatie aan de remhendels.
Blijf een constante druk op de remmen uitoefenen voor de beste
remprestaties.
2. Wanneer de motorfiets vertraagt, de koppeling loslaten of
terugschakelen telkens wanneer de snelheid van het voertuig
een terugschakelpunt bereikt.
WAARSCHUWING
Onjuist remmen kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets, wat ernstig letsel of de dood tot gevolg zou kunnen
hebben. Vermijd abrupt remmen. Gebruik de remmen altijd
geleidelijk, vooral op natte, gladde of andere oppervlakken met
weinig grip. Vermijd remmen in een bocht of een kromming.
Zorg ervoor dat de motorfiets rechtop is voordat u de remmen
LET OP
aantrekt.
A A C C C C E E L L E E R R E E R R E E N N
Versnel door de gashendel te openen (door de gashendelgreep
naar achteren te rollen). Open voor een gelijkmatige acceleratie
de gashendel met een soepele, ononderbroken beweging.
Wanneer u de aanbevolen snelheid voor opschakelen bereikt,
schakelt u één versnelling hoger.
WAARSCHUWING
Abrupt versnellen kan ertoe leiden dat uw lichaam plotseling
naar achteren schuift, waardoor u de macht over het stuur kunt
verliezen. Abrupt versnellen kan ook leiden tot verlies van
controle over de motorfiets op een ondergrond met weinig grip.
Verlies van controle kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Accelereer altijd geleidelijk, vooral op natte, gladde of andere
oppervlakken met weinig grip.
BEDIENING
97