4. Het vloeistofpeil moet boven de minimumindicatormarkering
q
w
in het peilglas
staan. Vul zoveel remvloeistof bij als nodig.
Vul niet te veel.
5. Plaats het diafragma, deksel en schroeven weer terug.
AANHAALMOMENT
1,4 N·m (13 in-lb)
6. Veeg gemorste vloeistof weg. Controleer op tekenen van
remvloeistoflekkage rond slangen, fittingen, reservoir en
remklauwen. Controleer de slangen op beschadiging.
I I N N S S P P E E C C T T I I E E / / R R E E I I N N I I G G I I N N G G R R E E M M S S C C H H I I J J F F
1. Inspecteer remschijven
andere beschadigingen. Inspecteer de dikte van elke remschijf
op vier of meer plaatsen rondom de schijf. Als een schijf op het
dunste punt tot de minimumdikte is afgesleten, of als een schijf
beschadigd is, neem dan contact op met uw dealer voor
vervanging.
ONDERHOUD
q
op scheuren, krassen, barsten of
145