V V E E R R S S N N E E L L L L I I N N G G S S H H E E N N D D E E L L
De versnellingshendel bevindt zich aan de linkerzijde van de
motorfiets. Bedien de hendel met uw voet.
• Druk de teenhendel naar beneden om naar een lagere
versnelling te schakelen.
• Til de teenhendel omhoog om naar een hogere versnelling te
schakelen.
• Laat de hendel na elke versnellingswissel los.
• Zie pagina 93, voor schakelprocedures.
INSTRUMENTEN, FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
B B A A N N D D E E N N S S P P A A N N N N I I N N G G S S C C O O N N T T R R O O L L E E S S Y Y S S T T E E E E M M
( ( T T P P M M S S ) ) ( ( I I N N D D I I E E N N A A A A N N W W E E Z Z I I G G ) )
Bij modellen met een bandenspanningscontrolesysteem
bevinden de sensoren zich op een hoek van 180° ten opzichte
van het ventiel. Wees voorzichtig bij het onderhoud van banden.
Om beschadiging van een sensor te voorkomen, licht u de band
bij het ventiel, en vervolgens op 90° en 270° van het ventiel, zoals
Met een TPMS kan de druk van elke band worden bekeken op het
MFD en op het display voor Infotainment van motoren op de
besturingsschermen. Als er streepjes verschijnen in plaats van
een drukwaarde terwijl u harder dan 24 km/u (15 mph) rijdt,
functioneert het systeem mogelijk niet goed. Neem contact op met
uw dealer voor service.
De waarschuwingsindicator voor het
bandenspanningscontrolesysteem gaat branden als een lage
bandenspanning wordt gedetecteerd. Corrigeer lage
bandenspanning altijd onmiddellijk. Controleer altijd voor elke rit
de bandenspanning en de conditie van de banden. Zie pagina 80.
Het bandenspanningscontrolesysteem-display kan tijdens het
rijden een verhoging van de bandenspanning aangeven, wat
normaal is als de banden warm worden. Rijden in koudere
omstandigheden kan resulteren in een daling van de
bandenspanning naarmate de banden afkoelen. Ongeacht de
omstandigheden moet een te lage bandenspanning altijd
onmiddellijk worden gecorrigeerd.
LET OP
vereist.
63