R R E E M M V V L L O O E E I I S S T T O O F F P P E E I I L L V V O O O O R R R R E E M M
1. Zet de motorfiets helemaal rechtop. Plaats het stuur zo dat het
vloeistofreservoir horizontaal staat.
2. Bekijk het vloeistofpeil door het peilglas
helder zijn. Vervang troebele of vervuilde vloeistof.
3. Het vloeistofpeil moet boven de minimumindicatormarkering
w
in het peilglas staan.
4. Als het vloeistofpeil laag is, controleer dan de remblokken
q
. De vloeistof moet
5. Vul remvloeistof bij wanneer nodig. Zie pagina 144.
V V O O O O R R R R E E M M H H E E N N D D E E L L
1. Trek de voorremhendel naar het stuur toe en houd hem vast.
2. Laat de hendel los. Hij moet snel naar zijn rustpositie
3. Als de voorremhendel niet naar behoren werkt, dient u
A A C C H H T T E E R R R R E E M M P P E E D D A A A A L L
1. Druk naar beneden op het achterrempedaal. Het moet vrij en
2. Laat het pedaal los. Hij moet snel naar zijn rustpositie
3. Indien het achterrempedaal niet werkt zoals aangegeven of een
INSPECTIES VÓÓR HET RIJDEN
zoals beschreven op pagina 146. Als de remblokken niet
verder versleten zijn dan de onderhoudslimiet, controleer het
remsysteem dan op lekkage. Controleer op tekenen van
remvloeistoflekkage rond slangen, fittingen, reservoir en
remklauwen.
De hendel moet vrij en soepel kunnen bewegen. De hendel
moet stevig aanvoelen en stevig blijven aanvoelen tot hij wordt
losgelaten.
terugkeren wanneer hij wordt losgelaten.
onderhoud te plegen aan de remhendel voordat u gaat rijden.
soepel kunnen bewegen. Het pedaal moet stevig aanvoelen en
stevig blijven aanvoelen tot het wordt losgelaten.
terugkeren wanneer hij wordt losgelaten.
te grote vrije slag heeft alvorens de rem in werking komt, dient
u de remmen te onderhouden alvorens te gaan rijden.
81