Bedieningspaneel
■ Bedieningspaneel
1
5
1 Indicator foutlocatie
Hier wordt aangegeven op welke plek in de machine
een storing is opgetreden.
2 Display
(A
21)
3 [ I ]-indicator
(A
105)
De kleur van de indicator [ I ] geeft de status van de
machine aan.
4 Numerieke display
Weergave van het aantal afdrukken en de inge-
voerde waarden voor verschillende instellingen.
5 Toetsen [SPEED (AFDRUKSNELHEID)]
(A
46)
Druk op deze toetsen om de afdruksnelheid in te
stellen. Het lampje boven deze toetsen geeft de hui-
dige snelheid aan.
6 Toetsen [DENSITY (AFDRUKZWARTING)]
(A
47)
Druk op deze toetsen om de afdrukzwarting in te
stellen. Het lampje boven deze toetsen geeft de hui-
dige afdrukzwarting aan.
7 Toetsen [PRINT POSITION (AFDRUKPOSI-
TIE)]
(A
48)
Druk op deze toetsen om de afdrukpositie in de hori-
zontale richting in te stellen na het maken van een
master.
8 Toets [U]
Druk op deze toets om de [Programma]-instellingen
(A
52) vast te leggen of om het [Programma]-
scherm te openen.
9 Numerieke toetsen
Druk op deze toetsen om het aantal afdrukken en de
waarden voor verschillende instellingen in te voeren.
0 Toets [C]
Druk op deze toets om de ingevoerde tekens en cij-
fers te wissen.
a Toets [P]
(A
52)
Druk op deze toets om het scherm [Programma] te
openen. Wanneer [Programma] ingeschakeld is,
brandt het toetslampje.
b Toets [+]
Druk op deze toets om het scherm [Programma]
(A
52) of het scherm [Aangepaste inst.-mode]
(A
58) te bedienen.
2
3
4
6
7
8
9
(A
105)
Hoofdstuk 1 Informatie over de machine
d
e f g
0
a
b
c h
i
c Toets [×]
Druk op deze toets om het scherm [Programma]
(A
52) of het scherm [Aangepaste inst.-mode]
(A
58) te bedienen.
d Toets [MASTERMAKING (MASTER AANMA-
KEN)]
(A
29)
Druk op deze toets om het basisscherm voor het
maken van masters weer te geven.
e Toets [PRINT (AFDRUKKEN)]
Druk op deze toets om het basisscherm voor afdruk-
ken weer te geven.
f Toets [AUTO PROCESS (AUTOMATISCHE
VERWERKING)]
(A
Druk op deze toets om [AUTO PROCESS] in / uit te
schakelen.
Wanneer [AUTO PROCESS] ingeschakeld is, brandt
het lampje boven de toets.
g Toets [WAKE-UP (ACTIVEREN)]
• Wanneer de machine in de slaapstand (ener-
giespaarstand) staat, brandt het toetslampje. Druk
op deze toets om de machine te activeren.
• Wanneer de verificatiefunctie
is, brandt het toetslampje terwijl de gebruiker wordt
geverifieerd. Druk op deze toets om de verificatie-
status te annuleren.
(A
35 "De verificatiestatus vrijgeven")
h Toets [PROOF (TESTKOPIE)]
Druk op deze toets om een testkopie te maken.
i Toets [START (STARTEN)]
Met deze toets kunt u de procedure voor het maken
van een master, de afdrukprocedure en verschil-
lende andere bewerkingen starten.
Het toetslampje brandt als de bewerking beschikbaar is.
Is het lampje uit, dan is de bewerking niet beschikbaar.
j Toets [STOP (STOPPEN)]
Druk op deze toets om de lopende bewerking te
stoppen.
Als deze toets wordt ingedrukt terwijl de procedure
voor het maken van een master wordt uitgevoerd,
stopt de bewerking nadat de master is gemaakt.
k Toets [RESET (RESETTEN)]
Druk op deze toets om de standaardwaarde van de
huidige instelling te herstellen of om foutmeldingen
na het oplossen van problemen te wissen.
j
k
22)
(A
70) ingeschakeld
(A
29)
19
1