SF5350EII/SF5250EII/
SF5330EII/SF5230EII/SF5030EII
A3p
297 mm × 420 mm
A4p
210 mm × 297 mm
A4n
297 mm × 210 mm
B4p
257 mm × 364 mm
B5p
182 mm × 257 mm
B5n
257 mm × 182 mm
Foolscap
215,9 mm × 330,2 mm
p
■ Papiersoort
• De volgende papiersoorten worden ondersteund:
SF5450EII/SF5350EII/SF5250EII
2
2
46 g/m
tot 210 g/m
SF5430EII/SF5330EII/SF5230EII/SF5130EII/
SF5030EII
2
2
46 g/m
tot 157 g/m
■ Papierstoringen en papierinvoerfouten
voorkomen
• Plaats het papier zodanig dat de vezelrichting over-
eenkomt met de richting waarin het papier wordt
ingevoerd.
Als de vezelrichting loodrecht op de papierinvoer-
richting staat, neemt de veerkracht van het papier af
en kan een papierstoring optreden.
GOED
Vezel-
richting
U kunt de vezelrichting controleren door het papier
te scheuren.
De richting waarin het papier recht scheurt, is de
vezelrichting.
Papier scheurt recht als u het evenwijdig
met de vezelrichting scheurt.
Papier scheurt niet recht als u het haaks op
de vezelrichting scheurt.
• Bij gebruik van slecht gesneden of ruw papier (bij-
voorbeeld tekenpapier) dient u de vellen vóór
gebruik te scheiden.
FOUT
Vezel-
richting
• Afhankelijk van de gebruikte papiersoort kan tijdens
het gebruik van de machine papierstof ontstaan.
Maak de ruimte regelmatig schoon en ventileer
goed.
• Als u dik papier gebruikt (bijv. tekenpapier) of papier
met een glad oppervlak, dient u de volgende onder-
delen in te stellen:
• Voor de modellen SF5450EII/SF5350EII/SF5250EII:
–Instelhendel voor papierinvoer
–Papierordeners voor de papierontvangstlade
–Instelknop voor papieruitvoergeleider
• Voor de modellen SF5430EII/SF5330EII/SF5230EII/
SF5130EII/SF5030EII:
–Instelhendel voor papierinvoer
–Papiergeleidebeugels voor de papierontvangstlade
(A
24 "Voorbereidingen voor afdrukken")
• Gebruik plat papier. Als u krullend papier moet
gebruiken, legt u het afdrukpapier zo dat de
gekrulde delen omhoog wijzen.
• Als de marge aan de bovenkant van de afdruk (de
zijde die het eerst wordt uitgevoerd) te klein is of als
de bovenkant van de afdruk een afbeelding bevat
waarvoor veel inkt wordt gebruikt, kan het papier
aan de afdruktrommel blijven plakken. Verlaag in dat
geval de afdrukpositie zodat de bovenmarge breder
wordt of draai het origineel zodanig dat de boven-
kant de onderkant wordt. Maak vervolgens opnieuw
een master.
■ Papieropslag
Bewaar papier in een droge ruimte. Vochtig papier kan
tot papierstoringen of slechte afdrukkwaliteit leiden.
■ Papier dat niet geschikt is voor afdruk-
ken
Druk niet af op de volgende soorten papier. Hierdoor
kunnen papierstoringen optreden.
• Heel dun papier (lichter dan 46 g/m
• Heel dik papier (zwaarder dan 210 g/m
• Chemisch behandeld of gecoat papier (zoals ther-
misch of carbonpapier)
• Gekreukeld, gekruld, gevouwen of gescheurd papier
• Enkel- of dubbelzijdig gecoat papier
• Papier met ruwe randen
• Kunstdrukpapier
• Papier met plakkende delen of gaten
■ Papierrichting
De zijde die het eerst in de machine wordt ingevoerd,
wordt in deze handleiding de bovenkant genoemd.
2
)
2
)
(Bovenkant)
13