11 KENMERKEN VAN DE TEMPERATUURSENSOREN
De karakteristieken volgens de afzonderlijke temperatuurssensoren staan hieronder vermeld:
1. De sensor van de keteltemperatuur die wordt gemeten door de regelaar PROFI PID
2. De sensor van de temperatuur van de rookgassen die wordt gemeten door de regelaar PROFI PID,
de keteltemperatuur en de temperatuur van de rookgassen die worden gemeten door de regelaar
LAMBDA Touch.
Op grond van de weerstand van de sensor en de temperatuur kan er gemakkelijk met behulp van een
elektrometer worden gemeten of de sensor niet beschadigd is en of hij de juiste karakteristieken heeft.
Indien de sensor waarden laat zien die aanzienlijk verschillen van de hierboven genoemde
karakteristieken of indien hij überhaupt niets laat zien, is hij waarschijnlijk beschadigd. In zo'n geval
moet u de sensor vervangen.
De
KTY81-
temperatuur
[ °C]
-20
-10
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
71
De weerstand [Ω]
1
2
Pt 1000
210
1367
921
1495
960
1630
1000
1772
1039
1922
1077
2080
1116
2245
1155
2417
1193
2597
1232
2785
1270
2980
1308
3182
1347
3392
1385
3607
1422
3817
1460
4008
1498
4166
1535
4280
1573
1610
1647
1684