Het regelen van de multifunctionele, aanvullende
Ar 0
uitgang
C
240
Ingestelde temperatuur van de verbrandingsgassen
Hysterese van de temperatuur van de
C
h5
verbrandingsgassen
Tijdsconstante van de stabilisering van de
C
t 5
temperatuur van de verbrandingsgassen
Stap van de toerentallen van de ventilator voor de
C
F10
stabilisatie van de temperatuur van de
verbrandingsgassen
De temperatuur van de verbrandingsgassen bij
C
90
onvoldoende brandstof
C
300
Maximale temperatuur van de verbrandingsgassen
Prod
Terug naar de fabrieksinstellingen
outΠ
Testrelais van de ventilator
outP
Testrelais van de circulatiepomp
outu
Testrelais van de optionele pomp
outr
Test van de aanvullende uitgang
End
Terug naar het hoofdmenu
6.3.7 BESCHRIJVING VAN DE PARAMETERS
[Π100] Maximaal vermogen van de ventilator - is het hoogste toegestane vermogen van de
ventilator
[n 40] Minimaal vermogen van de ventilator - is het laagste toegestane vermogen van de ventilator
[Πh 5] Verhouding van de wijziging van het toerental van de ventilator - deze parameter is van
invloed op de verlaging van het toerental van de ventilator wanneer het in een korte tijd komt tot het
bereiken van de ingestelde keteltemperatuur. Bijvoorbeeld: het instellen van de waarde 4 betekent, dat
de ventilator gaat werken op [Π100] maximaal vermogen van de ventilator (indien de regelaar geen
actieve functie voor het besturen van de temperatuur van de rookgassen heeft) tot 4 graden voor het
bereiken van de ingestelde keteltemperatuur. Iedere verhoging van de keteltemperatuur met 1 °C
betekent een graduele vermindering van het toerental van de ventilator en wel geleidelijk aan tot op
het minimale vermogen van de ventilator [n 40].
[Πr 0] Automatische regeling van de wijziging van het toerental van de ventilator - door het
instellen van deze parameter tussen 0 - 10 wordt een verlaging/verhoging van het toerental van de
ventilator geregeld zodat de ingestelde keteltemperatuur wordt bereikt. Indien deze parameter is
ingesteld op „--", is de regeling van het toerental niet actief en werkt de ventilator altijd op vol
vermogen volgens parameter [Π100] . Het instellen van de parameter tussen 0 tot 10 betekent een
tijdsgedeelte (in minuten), gedurende welke de graduele verhoging van het toerental van de parameter
van het minimale vermogen van de ventilator [n 40] de parameter [r 100] bereikt. Dit regelt een
vloeiend opstoken van de ketel.
[Πn 5] Frequentie van de doorspoeling van de afzuigventilator - is de frequentie die definieert hoe
vaak de ventilator op vol vermogen [Π100] in bedrijf moet worden gesteld ten behoeve van het
42
0
1
1
-0,5
250
1 °C
1
99
1 °C
1
99
1 min
1
20
1 °C
30
150
1 °C
250
400
1 °C
outΠ
out1
outP
out2
outu
out3
outr
out4
0
240
5
5
10
90
300