11. Technische specificaties
Richtlijnen voor drukleverende apparatuur:
Deze apparatuur, welke onder artikel 3, hoofdstuk 3, van de richt-
lijn PED (Pressure Equipment Directive) EEC 97/23 valt, is ont-
worpen en geproduceerd in overeenstemming met technisch
vakmanschap. Deze apparatuur behoeft geen speciaal CE keur-
merk te dragen zoals in de richtlijn beschreven.
11.1 Hydraulische gegevens
Minimale voordruk:
De minimale voordruk "H" in meters opvoerhoogte die benodigd
is om cavitatie te voorkomen, wordt als volgt berekend:
H = p
x 10,2 – NPSH – H
– H
b
f
p
= Barometrische druk in bar.
b
Voor de barometrische druk kan de waarde 1 bar wor-
den aangehouden.
NPSH = NPSH-waarde (Net Positive Suction Head) in meters
opvoerhoogte (af te lezen van de NPSH-curve bij de
hoogste volumestroom).
Zie de Installatie- en bedieningsinstructies voor
CR-pompen.
H
= Weerstandsverlies in de zuigleiding, in meters opvoer-
f
hoogte.
H
= Dampspanning in meters opvoerhoogte,
v
t
= vloeistoftemperatuur.
m
Zie de Installatie- en bedieningsinstructies voor
CR-pompen.
H
= Veiligheidsmarge van minimaal 0,5 m opvoerhoogte.
s
NB: Door drukverlies in de verzamelleiding tijdens bedrijf wordt
de vereiste minimale voordruk verhoogd.
Maximale voordruk:
Zie de Installatie- en bedieningsinstructies voor CR-pompen.
11.2 Bedrijfscondities
Vloeistoftemperatuur:
Maximaal +70°C.
Omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40°C.
Werkdruk:
Maximaal 16 bar.
11.3 Geluidsdrukniveau
Zie de Installatie- en bedieningsinstructies voor CR-pompen voor
meer informatie over het geluidsdrukniveau.
Het geluidsdrukniveau voor meerdere pompen kan als volgt wor-
den berekend:
L
= L
+ (n – 1) x 3
max.
pomp
L
= Maximale geluidsdrukniveau.
max.
L
= Geluidsdrukniveau voor één pomp.
pomp
n
= Aantal pompen.
28
– H
v
s