7.2 Storingen aan pompen en motoren
7.2.1 Communicatiestoringen
"communicatie"
Indien zich een storing voordoet in de communicatie via de
GRUNDFOS BUS naar de aangesloten units, wordt de storingsin-
dicatie "communicatie" opgeroepen en naar de BUS gestuurd. De
indicatie wordt achter de betreffende unit in het storingsindicatie-
menu van de PMU 2000 weergegeven.
Dit zijn mogelijke oorzaken van communicatiestoringen:
•
De voedingsspanning naar de unit is uitgeschakeld.
•
De BUS-aansluiting naar de unit is ontkoppeld.
•
De communicatieboodschap van de unit kan niet worden geïn-
terpreteerd.
•
Hetzelfde pompnummer is aan twee of meer pompen van het-
zelfde type toegewezen.
De communicatiestoring wordt onderdrukt (niet geregistreerd) in-
dien de voedingsspanning gedurende minder dan 20 sec. wordt
onderbroken. De storingsindicatie verschijnt (wordt geregistreerd)
indien de voedingsspanning langer dan een minuut wordt onder-
broken.
7.2.2 Oververhitting van de motor
"motortemp."
Motoren die op een constant toerental werken met een I
tief) tot 25 A worden beveiligd met een motorstarter.
Motoren die werken op een constant toerental met een I
25 A tot 63 A worden beveiligd met een overbelastingsrelais en
een stroomonderbreker.
Extra beveiliging wordt geboden door middel van een thermistor
of een wikkelingsbeveiliging die in de motor is ingebouwd.
Wanneer de motor wordt overbelast, wordt het betreffende over-
belastingsrelais geactiveerd. Door kortsluiting wordt de automati-
sche stroomonderbreker geactiveerd, waardoor de voedings-
spanning naar de motor wordt uitgeschakeld.
De thermistor of de wikkelingsbeveiliging geeft een storingsindi-
catie indien de motortemperatuur te ver oploopt. De storingsindi-
catie verschijnt 4 sec. nadat de beveiliging is geactiveerd. De
pomp wordt uitgeschakeld.
24
7.3 Storingen in zones
7.3.1 Storingen aan meetopnemers
"storing zone X sensor AIX"
Wanneer een storing in een meetopnemer wordt geregistreerd,
verschijnt de storingssignalering "storing zone X sensor AI X".
Meetopnemers met een uitgangsstroom van 0-20 mA of 4-20 mA
en temperatuuropnemers NTC 150 (0-150°C) of NTC 50
(-25-50°C) worden bewaakt aan de hand van de volgende sig-
naallimieten:
Sensor AI 1 tot sensor AI 3 storing
•
4-20 mA
AI X < 2 mA of AI X > 22,5 mA gedurende 5 sec.
•
0-20 mA
AI X > 22,5 mA gedurende 5 sec.
•
NTC 150 en NTC 50
AI X < 0,3 V gedurende 5 sec.
Storingsignaleringen voor meetopnemers worden verwijderd in-
dien het signaal gedurende 5 sec. binnen de storingsgrenzen ligt.
Meetopnemers met een uitgangssignaal van 0-10 V kunnen niet
worden bewaakt, omdat het totale meetbereik van de elektronica
beperkt is tot het bereik van 0-10 V.
7.3.2 Laag water
(effec-
"watergebr."
e
De storingssignalering wordt gegeven als "watergebr.".
van
e
7.3.3 Maximum grenswaarde voor de werkelijke
waarde
"max. grensw."
Indien de werkelijke waarde langer dan 0,5 sec. hoger is dan de
ingestelde waarde voor de maximum grenswaarde (display 228),
wordt de storingsindicatie "max. grensw." gegeven.
Voor de regelgrootheid "druk" is de storing "overdruk".
Indien de werkelijke waarde langer dan 5 sec. lager is geweest
dan de ingestelde maximum grenswaarde, wordt de actuele sto-
ringssignalering opgeheven.
Zie voor meer informatie paragraaf
3.2.18 Maximum grenswaarde (overdruk).
7.3.4 Minimum grenswaarde voor de werkelijke
waarde
"min. grensw."
Indien de werkelijke waarde lager is dan de ingestelde waarde
voor de minimum grenswaarde (display 229) gedurende meer
dan 5 sec. + de aanlooptijd + (2 x de systeemtijd), wordt de sto-
ringssignalering "min. grensw." gegeven.
Wanneer de werkelijke waarde langer dan 5 sec. hoger is ge-
weest dan de ingestelde minimum grenswaarde, wordt de actuele
storingssignalering opgeheven.
Zie voor meer informatie paragraaf
3.2.19 Minimum grenswaarde.
7.3.5 Willekeurige storing in de zone
Indien een PCU 2000 op de BUS is aangesloten en geconfigu-
reerd, kan de relaisfunctie worden gebruikt om alle storingen in
een zone aan te geven.
Zie voor meer informatie paragraaf
6.2.2 Configuratie van PCU-relais.
7.3.6 Storing in willekeurige motor
Indien een PCU 2000 op de BUS is aangesloten en geconfigu-
reerd, kan de relaisfunctie worden gebruikt om storingen in een
willekeurige motor aan te geven.
Zie voor meer informatie paragraaf
6.2.2 Configuratie van PCU-relais.