10. Storingoverzicht
Alvorens in pompen, klemmenkasten of regelaars
elektrische aansluitingen tot stand te brengen, dient
de voedingsspanning te worden uitgeschakeld.
Storing
1. De motor werkt niet nadat
deze is gestart.
2. De motor start, maar slaat
direct weer af.
3. De watertoevoer van de
Hydro 2000 E is instabiel
(geldt alleen voor zeer
laag verbruik).
4. De pompen zijn in bedrijf,
maar er wordt geen water
geleverd.
5. De asafdichting lekt.
6. Lawaai.
7. Zeer frequent starten en
stoppen.
Oorzaak
a) De spanningstoevoer is niet aangeslo-
ten.
b) De automatische stroomonderbrekers
zijn geactiveerd.
c) De motorbeveiliging is geactiveerd.
d) Defecte zekering in de PFU 2000.
e) De motor is defect.
a) Storing in de drukopnemer.
b) Droogloop of te lage voordruk.
De gewenste waarde van de druk wordt
niet bereikt.
a) Te lage voordruk.
b) Zuigleiding/pompen gedeeltelijk geblok-
keerd door vervuiling.
c) De pompen zuigen lucht aan.
d) De drukopnemer is defect.
a) Zuigleiding/pompen geblokkeerd door
vervuiling.
b) Terugslagklep geblokkeerd in gesloten
positie.
c) Zuigleiding lekt.
d) Lucht in de zuigleiding/pompen.
e) De draairichting van de motoren is ver-
keerd om.
a) De asafdichting is defect.
b) De hoogte van de pompas is niet
nauwkeurig afgesteld.
a) Cavitatie in de pompen.
b) De pompen draaien niet vrij rond van-
wege onnauwkeurige hoogte-afstelling
van de pompas.
a) Incorrecte gasdruk van het membraan-
vat.
Oplossing
Sluit de voedingsspanning aan.
Verhelp de storing en schakel de automatische stroom-
onderbrekers weer in.
Verhelp de storing en schakel de motorbeveiliging weer
in.
Vervang de zekering.
Repareer/vervang de motor.
Vervang de drukopnemer. Meetopnemers met uit-
gangssignalen van 0-20 mA of 4-20 mA worden be-
waakt door de PFU 2000.
Controleer de watertoevoer naar de pomp. Wanneer de
voordruk is hersteld, start de pomp na 15 sec.; de sto-
ringssignalering blijft aanwezig.
Controleer de zuigleiding en een eventuele zuigkorf.
Reinig de zuigleiding/pompen.
Controleer de zuigleiding op lekkage.
Vervang de drukopnemer.
Reinig de zuigleiding/pompen.
Reinig de terugslagklep.
De terugslagklep moet vrij kunnen bewegen.
Controleer de zuigleiding op lekkage.
Ontlucht de pompen. Controleer de zuigleiding op lek-
kage.
Verander de draairichting.
Vervang de asafdichting.
Stel de ashoogte opnieuw af.
Reinig de zuigleiding/pompen en een eventuele zuig-
korf.
Stel de ashoogte opnieuw af.
Controleer de gasdruk van het membraanvat.
27