Bediening
Eenvoudige bediening
Plaats het gerecht in de oven.
Kies met de functieschakelaar de ge-
wenste functie.
De ovenverlichting en de ventilator wor-
den ingeschakeld.
Stel met de temperatuurschakelaar
de gewenste temperatuur in.
De ovenverwarming wordt ingeschakeld
en het controlelampje voor de tempera-
tuur verschijnt naast de tijd in de dis-
play:
Het controlelampje voor de tempera-
tuur brandt als de ovenverwarming is
ingeschakeld.
Zodra de gekozen temperatuur bereikt
is, gebeurt het volgende:
– De ovenverwarming wordt uitgescha-
keld.
– Het controlelampje voor de tempera-
tuur dooft.
De temperatuurregeling zorgt ervoor dat
de ovenverwarming en het controle-
lampje voor de temperatuur opnieuw
worden ingeschakeld zodra de oven-
ruimtetemperatuur tot onder de inge-
stelde waarde gedaald is.
28
Na de bereiding:
Zet de functieschakelaar op 0 en de
temperatuurschakelaar op .
Haal het gerecht uit de oven.
Koelventilator
Om te voorkomen dat er vocht in de
ovenruimte, op het bedieningspaneel of
in de keukenkast neerslaat, blijft de
ventilator na een bereiding nog enige
tijd ingeschakeld.
De ventilator wordt na een bepaalde tijd
automatisch uitgeschakeld.