-
een platform waarop de medewerkers plaats kunnen nemen (het max. draagvermogen is bij elk model verschillend
– zie het hoofdstuk "Technische gegevens").
De onderbouw (wagen) is voorzien van motorisering om de machine te kunnen verplaatsen (zie "Algemene
gebruiksvoorschriften"). Bij de modellen met tweewielaandrijving is de wagen uitgerust met twee aangedreven
achterwielen en twee sturende vrijloopvoorwielen. Bij de modellen met vierwielaandrijving is de wagen uitgerust met
twee aangedreven achterwielen en twee aangedreven en sturende voorwielen. Alle aangedreven wielen zijn uitgerust
met een hydraulische parkeerrem met een positieve logica (zodra de rijbedieningselementen losgelaten worden
schakelen de remmen automatisch in).
De hydraulische cilinders voor de beweging van de scharnierende constructie (met uitzondering van de
kooidraaicilinders en de cilinder van de hellingsensor van de arm) zijn uitgerust met over-center ventielen die met
flenzen rechtstreeks aan de cilinders bevestigd zijn. Dankzij deze eigenschap kunnen de armen in positie gehouden
worden, ook al zou er per ongeluk een aanvoerbuis stukgaan.
Het platform is uitgerust met borstweringen en voetbanden met een reglementaire hoogte (de borstweringen zijn 1100
mm hoog; de voetbanden zijn 150 mm hoog).
1.4 Bedieningsposten
Op de machine zijn twee bedieningsposten voorhanden:
-
op het platform voor normaal gebruik van de machine;
-
op de bovenbouw (of in ieder geval vanaf de grond) zijn de noodbedieningselementen aangebracht die dienen voor
het inschuiven van het platform en stopzetting in geval van nood. Op de bedieningspost vanaf de grond is een
keuzeschakelaar voorhanden die beveiligd is met een sleutel waarmee de bedieningspost gekozen kan worden en
de machine ingeschakeld kan worden.
1.5 Toevoer
De machines kunnen aangedreven worden door middel van:
-
een elektrisch-hydraulisch systeem dat uit oplaadbare accu's en een elektrische pomp bestaat;
-
een verbrandingsmotor (de modellen met een dieselmotor zijn herkenbaar aan de letter "D"; de modellen met een
benzinemotor zijn herkenbaar aan de letter "B");
-
een systeem met een dubbele aandrijving elektrisch/met verbrandingsmotor (de modellen met een dubbele
aandrijving elektrisch/diesel zijn herkenbaar aan de letters "ED"; de modellen met een dubbele aandrijving
elektrisch/benzine zijn herkenbaar aan de letters "EB").
In ieder geval is zowel de hydraulische als de elektrische installatie uitgerust met alle nodige beveiligingen (zie de
elektrische en de hydraulische schema's die bij deze handleiding gevoegd zijn).
De machine mag uitsluitend voor die doeleinden gebruikt worden waarvoor de machine vervaardigd is.
Indien de machine rijp is voor de sloop moeten de voorschriften in acht genomen worden die in het
land waar dit geschiedt van kracht zijn.
Gebruiks- en onderhoudshandleiding
Zelfrijdende hoogwerkers
Bladzijde 6