Voorzorgsmaatregelen
voor het rijden
Inrijperiode
Volg deze richtlijnen tijdens de eerste
500 km om de toekomstige
betrouwbaarheid en prestaties van uw
voertuig te waarborgen.
Vermijd het vol gas starten en snel
●
accelereren.
Vermijd sterk afremmen en snel
●
terugschakelen.
Rijd behoedzaam.
●
Remmen
Neem de volgende richtlijnen in acht:
Vermijd bijzonder sterk afremmen en
●
terugschakelen.
u
Door plotseling remmen kan de
stabiliteit van het voertuig
verminderen.
u
Ga waar mogelijk langzamer rijden
voor een bocht; anders bestaat het
gevaar dat u uit de bocht vliegt.
Wees voorzichtig op oppervlakken met
●
een lage tractie.
u
De banden slippen sneller op dit soort
oppervlakken en de remweg is langer.
Vermijd continu remmen.
●
u
Door herhaaldelijk te remmen, zoals
bij heuvelafwaarts rijden, kunnen de
remmen ernstig oververhit raken
waardoor de remwerking vermindert.
Verminder snelheid door afwisselend
te remmen op de motor en de
remmen te gebruiken.
Bedien de voor- en achterrem
●
tegelijkertijd voor de meest efficiënte
remwerking.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
❙
Gecombineerd ABS
Uw voertuig is uitgerust met een
remsysteem dat de remkracht verdeelt
tussen de voorwiel- en de achterwielrem.
De remkracht wordt verdeeld over de voor-
en achterrem bij het bedienen van de
hendel en/of het pedaal.
Bedien de voor- en achterrem tegelijkertijd
voor de meest efficiënte remwerking.
Het remgevoel verandert afhankelijk van de
geselecteerde rijmodus.
P. 136
2
Dit model is ook uitgerust met een
antiblokkeersysteem (ABS) dat is ontwikkeld
om te voorkomen dat de remmen blokkeren
tijdens abrupt remmen.
De remweg is niet korter met het ABS. In
●
bepaalde gevallen kan het gebruik van
het ABS een langere remweg tot gevolg
hebben.
Het ABS-systeem werkt niet bij
●
snelheden lager dan 5 km/h.
Het kan zijn dat de remhendel en het
●
rempedaal lichtjes terugspringen wanneer
u de rem bedient. Dit is normaal.
Gebruik altijd de aanbevolen banden om
●
de juiste werking van het ABS te
waarborgen.
vervolg
17