Waarschuwingsindicatoren branden of knipperen u
Indicator
koppelingstemperatuur
GL1800BD/DA
De indicator koppelingstemperatuur
knippert als de koppelingstemperatuur
ongewoon hoog wordt.
Als de indicator knippert, zet dan het
voertuig veilig aan de kant van de weg,
schakel de transmissie naar neutraal en laat
vervolgens de motor stationair draaien.
Wanneer de indicator uit gaat, kan het
rijden opnieuw worden gestart.
Als dit zich vaak voordoet, neem dan
contact op met uw dealer.
OPM
Het blijven rijden met een hoge koppelingstemperatuur
kan ernstige beschadiging van de koppeling
veroorzaken.
194
Indicator koppelingstemperatuur
Indicator lage
bandenspanning
Als de indicator lage bandenspanning
knippert, controleer uw banden dan zo snel
mogelijk.
Als de indicator lage bandenspanning
constant brandt, dan is de spanning van
één of meer banden onvoldoende. U moet
stoppen en de banden zo snel mogelijk
laten controleren.
Zie "Noodreparatie met gebruik van
bandenreparatiekit" voor meer informatie
over tijdelijke reparatie.
P. 206
2
Controleer de bandenspanning wanneer
de banden koud zijn. (Dit betekent dat het
voertuig ten minste 3 uur geparkeerd heeft
gestaan.)
Stel indien nodig af op de aanbevolen
bandenspanning.
P. 261, 263
2
Als de indicator lage bandenspanning
knippert of gaat branden terwijl u
verder rijdt, gaat de indicator lage
bandenspanning in sommige gevallen uit.
De bandenspanning van beide banden
moet nog steeds worden gecontroleerd
nadat de banden zijn afgekoeld, omdat
lucht in de banden uitzet bij warmte.
Als de indicator lage bandenspanning niet
uit gaat nadat de banden tot de voorge-
schreven waarden zijn opgepompt, laat uw
dealer het systeem dan zo snel mogelijk
controleren.
Rijden op een te zachte band kan leiden tot
oververhitting van de band en tot een lekke
band.
Een zachte band verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert de
levensduur van het loopvlak en kan van
invloed zijn op het weggedrag van het
voertuig en de mogelijkheid om te stoppen.
De indicator lage bandenspanning kan
onverwacht gaan branden, omdat de
bandenspanning varieert afhankelijk van
temperatuur en andere omstandigheden.
Houd er rekening mee dat het TPMS geen
vervanging is voor correct bandenonder-
houd en dat de bestuurder verantwoorde-
lijk is voor het behoud van de juiste
bandenspanning, zelfs als de band nog niet
zacht genoeg is voor het inschakelen van
de indicator lage bandenspanning.
Als u bijvoorbeeld de banden controleert
en oppompt in een warme omgeving en
vervolgens onder extreem koude
weersomstandigheden gaat rijden, dan zal