CP-1
(Blauw)
897N201058H FDC NX700 Instructiehandleiding 2022.02
CP-2
CP-3
(Groen)
(Rood)
4 Methoden voor toepasselijk gebruik
5. Controleer de weergegeven instellingen
voor kalibratorconcentratie (CP1, CP2 en
CP3).
BELANGRIJK:
Wanneer de waarden voor de kalibratorconcen-
tratie onjuist zijn, wordt de kalibratie niet normaal
uitgevoerd.
OPMERKING
Raadpleeg de "Gebruiksaanwij-
zing" van de kalibrator.
OPMERKING
U kunt de instellingen voor kali-
bratorconcentratie wijzigen door
op de knop [Settings] (Instel-
lingen) te tikken. In dat geval
moet het beheerderswachtwoord
worden ingevoerd in het invoer-
scherm voor het Beheerders-
wachtwoord. Raadpleeg Sectie
4.1.2 voor de instellingen voor
kalibratorconcentratie.
6. Tik op de knop [START Calibration]
(START kalibratie).
7. Volg de instructies op het scherm om ver-
bruiksartikelen te laden zoals objectglaas-
jes, kalibrator of verdunningsmiddel.
OPMERKING
Vo o r C R P - k a l i b r a t i e w o r d e n
de volgende verbruiksartikelen
gebruikt: verdunningsmiddel,
tips en mengbekers. Raadpleeg
Hoofdstuk 5, [Verbruiksartikelen
laden], voor informatie over elk
van deze verbruiksartikelen.
OPMERKING
Voor de CRP-kalibratie zijn ten-
minste 3 mengbekerputjes vereist.
Laad zo nodig nieuwe mengbe-
kers.
8. Sluit de samplerklep en vergrendel deze
met de vergrendelsleutel van de sam-
plerklep.
WAARSCHUWING:
Zorg ervoor dat de samplerklep tijdens de mon-
sterverwerking vergrendeld is om verwondingen
en infectie te voorkomen.
Wanneer het display [Ready to test] weergeeft,
kan de samplerklep worden geopend.
4
4-3