Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
Live view-opnamen.
Q Snel instellen
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in een creatieve
modus wordt weergegeven, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode,
transport/zelfontspanner, witbalans, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie
helderheid), opnamekwaliteit en ISO-snelheid. In de basismodi kunt u de AF-methode en
de instellingen die in de tabel op pagina 72 staan vermeld, instellen.
Als in de creatieve modi [10: Flitsknopfunctie] is ingesteld op [1: ISO
snelheid] bij [5:3 Persoonlijke voorkeuze(C. Fn)], kunt u de ingebouwde
flitser omhoog klappen via Snel instellen. De ISO-snelheid kan met de knop
<D> worden ingesteld.
138
1
Druk op de knop <Q>.
De functies die met Snel instellen
kunnen worden ingesteld, worden
links in het scherm weergegeven.
Als de AF-modus <f> is, wordt
bovendien het AF-punt weergegeven. Het
AF-punt is ook selecteerbaar (pag. 148).
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om een functie te selecteren.
De geselecteerde functie en Uitleg
(pag. 53) worden weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> of draai aan het
instelwiel <6> om de functie in te stellen. Wanneer u op
<0> drukt, wordt het instellingenscherm van de
desbetreffende functie weergegeven.
3
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <Q> om terug te
keren naar Live view-opname.