Elektrische aansluiting
6.5 Kabelaansluiting
Montage klemvoorziening
6.5.1
Aansluiten met/zonder kabelschoenen
Verdeel bij aansluitklemmen met klembeugel de geleiders zodanig, dat aan beide kamzijden
ongeveer even hoge klemhoogten ontstaan. Bij deze manier van aansluiten moet u een
afzonderlijke leiding u-vormig buigen of een behulp van een kabelschoen aansluiten. Dit geldt
ook voor de inwendige en uitwendige aardleideraansluiting.
Bij het aansluiten met kabelschonen moet hun formaat worden uitgekozen in
overeenstemming met de noodzakelijke dwarssnede van de ader en het boutformaat. Een
schuine plaatsing is enkel toegelaten in zoverre de noodzakelijke lucht- en kruiptrajecten
worden gerespecteerd.
De uiteinden van de geleiders dienen zodanig te worden geïsoleerd dat de resterende isolatie
bijna tot aan de kabelschoen reikt.
Opmerking
De stroombestendige verbinding wordt gewaarborgd door een direct contact tussen de
kabelschoenvlakken en de contactmoer resp. contactschroef.
Gevaar voor kortsluiting
Van het klembord losgekoppelde aders die onder spanning staan, kunnen kortsluiting
veroorzaken. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
• Om een eenzijdige overdracht van de contactkracht te vermijden, moet u eendradige
• Bij netaansluiting met een kabelschoen schuint u één- of meeraderige leidingen met ca. 40°
92
WAARSCHUWING
netleiders in u-vorm buigen.
naar beneden af om te voorkomen dat de kabelschoen wordt verdraaid.
M8, M10, M12, M16
Monteer de klemvoorzieningen op het klembord met een afstand van
0,1 mm ... 1 mm tot de contramoeren.
1MB..1/2/3/4 - Ashoogte 63 ... 355
Bedieningshandleiding, 11/2023, A5E45217862A