Onderhoud
9.2 Inspectie en onderhoud
Om onnodige stilstandtijden te vermijden, moet u alle inspectie- en onderhoudswerken aan
de hoofdventilatormotor en de externe ventilatormotor altijd gelijktijdig uitvoeren.
• De ventilatormotor van de andere fabrikant dient af en toe door middel van een visuele
controle en bij elk vervangen van de wentellagers elektrisch en mechanisch te worden
gecontroleerd.
• Vervang de duurzaam gesmeerde wentellagers van de externe ventilatormotor volgens de
gegevens in de bedieningshandleiding van de externe ventilatormotor.
9.2.14
Nalakken
Als de lak beschadigd is, verbeter dan de lakschade. Daarmee is de corrosiebescherming
gewaarborgd.
Opmerking
Lakopbouw
Neem contact op met het Service Center (Pagina 13) voor u de lakschade bijwerkt. Daar verkrijgt
u verdere informatie over de correcte lakopbouw en voor het verbeteren van de lakschade.
9.2.14.1
Nalakken
Nalakken
Als u de gelakte oppervlakken opnieuw lakt, gebruik dan voor het volledige systeemoriginele lak
plus nalak en neem de volgende vereisten in acht:
• Begrenzing van de totale laklaagdikte volgens de explosiegroep:
– IIA, IIB: Totale lakdikte ≤ 2 mm
– IIC: Volledige dikte laklaag ≤ 0,2 mm bij motoren van groep II (gas)
• Begrenzing van de oppervlakteweerstand van het gebruikte laksysteem:
–
– ≤ 100 GΩ, gemeten bij 30 ± 5 % relatieve vochtigheid bij motoren van de groepen II en III
• Begrenzing van de belastingstransmissie
– 60 nC alleen voor apparaten uit groep I of groep IIA
– 25 nC voor apparaten uit groep IIB
– 10 nC voor apparaten uit groep IIC
– 200 nC voor apparaten uit groep III (waarden gelden niet bij processen die sterke ladingen
• Doorslagspanning ≤ 4 kV voor explosiegroepen II en III (gas en stof)
128
≤ 1 GΩ, gemeten bij 50 ± 5 % relatieve vochtigheid
(gas en stof)
opwekken)
1MB..1/2/3/4 - Ashoogte 63 ... 355
Bedieningshandleiding, 11/2023, A5E45217862A