Veiligheidsinstructies
2.1 Algemene veiligheidsinstructies
2.1.10
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer
Stoorspanningen bij bedrijf aan de omvormer
Bij bediening op de omvormer treden afhankelijk van de uitvoering van de omvormer (fabrikant,
type, ontstoringsmaatregelen) in sterkte verschillende storingsemissies op. Bij motoren met
geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) kunnen door de omvormer bij de sensorkabel
storingsspanningen voorkomen. Het kan tot storingen komen die rechtstreeks of onrechtstreeks
tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade kunnen leiden.
• Neem de EMC-instructies van de fabrikant van de omvormer in acht. Voorkom overschrijding
van de grenswaarde volgens IEC/EN 61000-6-2 .... IEC/EN 61000-6-4 bij het aandrijfsysteem,
bestaande uit machine en omvormer.
• Tref de overeenkomstige EMV-maatregelen.
2.1.11
Speciale uitvoeringen en bouwvarianten
Controleer bij alle werkzaamheden aan de machine eerst de machineuitvoering.
Neem bij afwijkingen of onduidelijkheden onder vermelding van de typeaanduiding en het
fabrieksnummer (zie vermogensplaatje) contact op met de leverancier of neem contact op
met het Service Center (Pagina 13).
2.1.12
Certificaat met de bijzondere voorwaarden
Het certificaat met de bijzondere voorwaarden vindt u onder de kwaliteitsdocumenten
(Pagina 175). Geef hiertoe onder het veld "Zoekbegrip ingeven" het certificaatnummer in en kies
het overeenkomstige document onder de gevonden bijdragen.
De machine wordt geleverd met een "X"-kentekening (bij EACEx in de Ex-kentekening,
bij ATEX, IECEx en UKCA in het certificaatnummer). Voor een veilige werking in
explosiegevaarlijke omgevingen moeten de bijzondere voorwaarden van het op het
kenplaatje vermelde certificaat worden nageleefd:
EPS 18 ATEX 1 202 X, EPS 18 ATEX 1 203 X, IECEx EPS 18.0104X, RU C-
DE.AA81.B.00156-19, EPS 21 UKEX 1 250 X, EPS 21 UKEX 1 255 X:
• Een groepswerking van de motoren op de omvormer is niet toegelaten. De nominale stroom
van de frequentieomvormer mag maximaal het tweevoudige van de nominale stroom van de
motor bedragen. Een werking van de motor is alleen toegelaten bij gebruik van een
omvormer van het type SINAMICS of gelijkwaardige. Zorg er bij de inbedrijfstelling voor dat
met betrekking tot de nominale spanning (UN) van de wikkelingsisolatie aan de klemmen
van de elektrische machine geen omvormergerelateerde overspanningen met een piekpunt
van meer dan (1,1 *√2 * UN) optreden.
• Als een stilstandverwarming voorhanden is, moet u er door een vergrendeling voor zorgen
dat de stilstandverwarming alleen bij uitgeschakelde motor kan worden gebruikt. Na het
uitschakelen van de motor mag de stilstandsverwarming pas na een voorgeschreven
wachttijd worden ingeschakeld.
• De bedieningshandleiding moet strikt worden nageleefd.
22
1MB..1/2/3/4 - Ashoogte 63 ... 355
Bedieningshandleiding, 11/2023, A5E45217862A