3. Draai de bevestigingschroeven los en trek het
inlaatdeksel 1,3 mm tot 0,2 mm terug met de drie
stelschroeven (ongeveer één slag van 150° met
een M27 stelschroef) en de afstand "L" als
referentie.
4. Draai alle bevestigingschroeven vast en
controleer dat de afstand "L" bij de drie
referentiepunten stabiel is op de nieuwe waarde.
Methode 2
Pomptypen
Series 72 en 74
S3.110.xxx.xxxx.x.xxx.
S3.120.xxx.xxxx.x.xxx.
S3.135.500.xxxx.x.xxx.
S = 1.3 ± 0.2
L
12a
35
12c
12
50
A-A
Speling rondom de waaier, opstellingstypen D en H,
methode 2
Deze pomptypen hebben gaten met schroefdraad in
het inlaatdeksel (12a) voor de bevestigingschroeven
(35). Stel de speling rondom de waaier als volgt in:
1. Maak de zes bevestigingschroeven (35) los en
maak de speling tussen de waaier "S" dicht door
de drie stelschroeven (12c) vast te draaien. Draai
de schroeven kruiselings aan om de afdekplaat
van de zuigopening gelijkmatig te verplaatsen.
Gebruik geen overmatige kracht bij het
aandraaien van de
bevestigingsschroeven aangezien dit
de lagers kan beschadigen. De
verplaatsing is doorgaans 1 tot 3 mm.
2. Meet de afstand "L" tussen het inlaatdeksel en het
pomphuis op drie punten naast de stelschroeven,
met voelermaat of passer, en noteer vervolgens
de afstand.
634
A-A
3. Draai de stelschroeven los en trek het
inlaatdeksel 1,3 tot 2 mm terug met de zes
bevestigingsschroeven (ongeveer één draai van
270° in een M12 bevestigingsschroef) en de
afstand "L" als referentie.
4. Draai alle stelbouten vast en controleer dat de
afstand "L" bij de drie referentiepunten stabiel is
op de nieuwe waarde.
8.5 Pompreiniging en -inspectie
Reinig de pompen regelmatig. Hijs de pompen uit de
natte put en reinig ze ter plekke. Spuit de pomp aan
de buitenkant af met een hogedrukreiniger op een
maximum van 100 bar. Verwijder aangekoekt vuil van
de motor om een goede warmtegeleiding te
waarborgen. Een mild reinigingsmiddel dat
goedgekeurd is voor lozing in het rioolstelsel kan
worden gebruikt. De pompen kunnen worden
gereinigd met een zachte borstel, indien nodig.
Inspectie van de pomp moet het volgende omvatten:
•
Controle op barsten of andere externe schade.
•
Controle van hijsbeugel en hijsketting op slijtage
en corrosie.
•
Controleer of de voedingskabels en
kabeldoorvoeren niet beschadigd zijn.
•
Controle of de kabels stevig zijn vastgemaakt aan
het bovenste motordeksel.
•
Controle van alle zichtbare schroeven op
loszitten. Zo nodig aandraaien.
De pompen zijn voorzien van een ontluchtingsklep
aan de bovenzijde van de koelmantel. De klep kan zo
nodig worden verwijderd en gereinigd. Reinig de
ontluchtingsopening voordat u de klep opnieuw
plaatst na reiniging.
8.6 Voedingskabels
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde en
geschikte kabels.
8.6.1 Kabeldoorvoeren
Maak de kabeldoorvoeren op het bovenste
motordeksel vast door de schroeven gelijkmatig één
voor één aan te draaien totdat de kabeldoorvoeren
plat tegen het bovenste deksel aan liggen.
De minimale buigstraal voor kabels is aangegeven in
de volgende tabel: