Stel het uitschakelniveau in op basis van
de onderstaande afbeelding.
Uitschakelniveaus voor opstellingen met
automatische koppeling
Pos.
Beschrijving
1
Opstelling S (Ex-pompen)
2
Opstelling S (standaardpompen)
Opstellingstype C (standaard- en Ex-
3
pompen)
Ex-pompen zonder koelmantel moeten
altijd volledig worden ondergedompeld.
In het geval van een Ex-pomp, installeert u
een extra niveausensor voor het
uitschakelniveau.
Stel het uitschakelniveau in zodat de stroomsnelheid
in de put tegen het einde van de werkcyclus
toeneemt. In putten met diverse verschillende
uitschakelniveaus, zoals in frequentiegeregelde
installaties, programmeert u de regelvolgorde om
minimaal eenmaal per dag naar het laagste
uitschakelniveau te pompen om de bodem van de put
te reinigen.
626
De uitschakelniveaus worden bepaald door de
vereiste onderdompeling van de motor om koeling te
waarborgen, cavitatie te voorkomen of te vermijden
dat lucht in de pompinlaat wordt gezogen. Het laagste
niveau kan niet altijd worden voorspeld, maar moet
worden bevestigd door middel van tests tijdens het
opstarten.
1
2
3