Installatiehandleiding bij de Galaxy 2 Series
Optie 53 - Programmeer Uitgangen
Met deze optie kan de werking van alle systeemuitgangen worden geprogrammeerd. De uitgangen
genummerd 0001 tot en met 0008 zijn de uitgangen van de triggerhouder. De uitgangen genummerd 1001 tot
en met 1004 zijn de standaarduitgangen op de hoofdprint. De uitgangen op de uitbreidingsmodulen worden
getoond indien aanwezig. Elke uitgang heeft een submenu dat de volgende kenmerken heeft:
1. Functie
Hiermee wijst u de uitgangsfunctie aan die de uitgang activeert.
2. Uitgang Polariteit
Hiermee geeft u aan of de polariteit normaalgesproken uit (positief) of normaalgesproken aan (negatief) is.
Positief betekent dat de uitgang bij activering van 12 V naar 0 V gaat. Negatief betekent dat de uitgang
bij activering van 0 V naar 12 V gaat.
3. Blokken
Voor uitgangstypen waarvan de blokken programmeerbaar zijn, selecteert u hiermee de blokken waarop
een uitgang reageert. Een uitgang kan reageren op 1, 2, 3 of 4 blokken.
OPMERKING: Meegaand betekent dat de uitgang aan blijft totdat de situatie wordt opgelost.
Vasthoudend betekent dat de uitgang aan blijft totdat een geldige gebruiker wordt
aangemeld (code of kaart).
Vasthoudend* betekent dat deze uitgangen vasthoudend zijn maar door een sirene
vertraging, sirene tijd of bevestigings timeout kunnen worden opgeheven.
Puls betekent dat de uitgang vijf seconden aan blijft en vervolgens weer wordt
uitgeschakeld.
4. RF Opties
Deze optie is op dit moment niet beschikbaar.
Uitgangen selecteren
Wanneer de optie wordt geopend, wordt de eerste uitgang in het systeem weergegeven. Het uitgangsadres,
de functie en de mode worden weergegeven op de bovenste regel, de polariteit en de toegewezen blokken
wordt weergegeven op de onderste regel.
Nadat de eerste uitgang is weergegeven, kan elke willekeurige uitgang van het systeem worden weergegeven
door op de toets A of B te drukken, of door het adres van een specifieke uitgang in te voeren.
U kunt de uitgang voor programmering selecteren door op de toets ent te drukken. Het kenmerk 1=Functie
van de eerste uitgang wordt weergegeven.
00=Niet Gebruikt
Deze functie wordt gebruikt om uitgangen aan te wijzgen die niet door het systeem worden gebruikt.
01=Sirene (Vasthoudend*)
De uitgang Sirene wordt geactiveerd bij een volledig alarm wanneer het systeem is ingeschakeld.
Deze uitgang is afhankelijk van de parameters Sirene Tijd en Sirene Vertraging.
02=Flitser (Vasthoudend*)
De uitgang Flitser wordt geactiveerd bij een volledig alarm wanneer het systeem is ingeschakeld. Deze
uitgang is afhankelijk van de Sirene Vertraging. De uitgang Flitser volgt de Sirene Tijd maar wordt
omgeschakeld na de laatste herinschakeling.
03=Paniek (Vasthoudend)
De Paniek uitgang wordt geactiveerd wanneer een van de Paniek zonetypes wordt geactiveerd. Deze wordt
geblokkeerd en blijft actief totdat een geldige code binnen het betreffende resetniveau wordt omgeschakeld.
53 - Programmeer Uitgangen
79