Installatiehandleiding bij de Galaxy 2 Series
2 = Zone Omschrijving
U kunt aan elke zone een alfanumerieke beschrijving van maximaal 16 tekens toewijzen (zie Tabel 16,
Zoneteksttekens). De beschrijving wordt gemaakt met de tekenset in deze tabel. Wanneer u het kenmerk Zone
Omschrijving selecteert, wordt de huidig toegewezen zone omschrijving (die standaard blanco is) op de bovenste
regel weergegeven. U kunt met elk van de toetsen op het bediendeel een keus maken uit te tekens op de onderste
regel. Druk herhaaldelijk op de toets om een ander teken te kiezen. Na twee seconden wordt het teken
geaccepteerd en wordt de knipperende cursor verplaatst. Druk op de toets * en houdt deze ingedrukt om alle
tekens aan de linkerkant te verwijderen of markeer een teken en druk op de toets # om één teken te verwijderen.
Voor een volledige beschrijving over het gebruik van deze functie raadpleegt u Tekst programmeren.
3 = Zone Test
Zone Test. U kunt met deze optie de zone gedurende het geprogrammeerde aantal dagen in een testmode
plaatsen (maximaal14). Als de zone wordt geactiveerd en normaalgesproken een alarm zou veroorzaken,
wordt een test gebeurtenis in het logboek vastgelegd en wordt geen alarm gegenereerd. De zone test dagteller
wordt teruggezet naar de ingestelde waarde. Als er dagelijks geen activeringen plaatsvinden, wordt elke dag
om middernacht het aantal dagen met één verlaagd. Als de teller 0 dagen heeft bereikt, wordt de zone volledig
hersteld in het systeem en wordt de normale werking van het alarm voortgezet.
4 = Overbrugbaar
Als het dit kenmerk is ingesteld op 1 = Ingeschakeld, kan een gebruiker met de relevante autorisatie
handmatig een zone uit het systeem overbruggen. Het heeft geen invloed op geforceerd overbruggen voor
opnieuw inschakelen of opnieuw starten. Handmatig overbrugde zones worden gedurende slechts één
ingeschakelde periode overbrugd.
5 = RF Opties
U kunt met deze optie de zone instellen met een draadloze detector.
Dit kenmerk heeft zes selecteerbare opties:
1. Serienummer
Hiermee kunt u het unieke serienummer van de detector invoeren door het nummer te typen of door de
automatische leerfunctie te gebruiken. Als u de automatisch leerfunctie wilt gebruiken, drukt u op * en
activeert u de sabotageschakelaar van de detector wanneer dit wordt gevraagd. Tijdens het inleren wordt
de signaalsterkte weergegeven.
2. Loop nummer
Op de detectors van de 5800 series selecteert u de lusingang die in deze zone wordt gebruikt.
3. Supervisie
Hiermee schakelt u supervisie van de draadloze detector in of uit.
4. Auto reset
De functie Auto reset kan worden ingesteld om na vijf seconden sluiting van de zone te forceren als er geen
sluitsignaal van de zender wordt ontvangen. Dit is nuttig voor bepaalde installaties.
5. Laatste Signaal
Dit geeft de sterkte aan van het laatste signaal dat is ontvangen van deze detector voor V2-randapparten.
Detectors van de 5800 series geven de signaalsterkte niet aan.
6. Laagste Signaal
Laagste Signaal geeft de laagste signaalsterkte aan die ontvangen is van het apparaat vanaf het moment
waarop de gegevens in menu 61 zijn gereset. Dit geldt alleen voor V2-randapparaten. Detectors van de
5800 series geven geen signaalsterkte aan.
OPMERKING: indien twee ontvangers zijn aangesloten, worden beide signalen weergegeven. Indien slechts
één ontvanger is aangesloten, wordt alleen de waarde van die ontvanger weergegeven. Voor
de niet-aangesloten ontvanger wordt een waarde van 0 weergegeven, bijvoorbeeld 9/0.
52 - Programmeer Zones (vervolg)
75