Installatiehandleiding bij de Galaxy 2 Series
09 Sleutelschakelaar
Met de Sleutel functie kan een zone worden gebruikt als een aan-/uitschakelaar voor het systeem of voor
toegewezen blokken. Als u een Sleutel zone bedient wanneer het systeem is uitgeschakeld, wordt de
volledige inschakelprocedure gestart. Daarom geldt er een uitgangstijd. Het systeem wordt ingeschakeld
wanneer de uitgangstijd verloopt of een Laatste of Puls Aan zone wordt geactiveerd.
Als het systeem is ingeschakeld, worden de toegewezen blokken onmiddellijk uitgeschakeld wanneer u een
Sleutelschakelaar gebruikt. Er vindt geen aftelling voor de ingangstijd plaats.
U bedient de Sleutelschakelaar als volgt: 1kΩ naar 2kΩ om het systeem in te schakelen; 2kΩ naar 1kΩ om
het systeem uit te schakelen.
OPMERKING: de geactiveerde zones worden niet op het bediendeel weergegeven wanneer een
Sleutelschakelaar wordt gebruikt om het alarm te resetten.
Bediening van de Sleutelschakelaar met ingeschakelde blokken
Wanneer blokken zijn ingeschakeld, wordt met een sleutel zone alleen het blok waarvoor deze
is geprogrammeerd in- en uitgeschakeld. Als de sleutelschakelaar echter is geprogrammeerd op het
gemeenschappelijke blok (blok vier), worden de blokken in de map met gemeenschappelijke blokken
in- en uitgeschakeld (zie optie 63.1.2).
13 Paniek
De functie Paniek werkt constant. De activering van dit zonetype negeert de parameter
Sirene Vertraging en veroorzaakt onmiddellijk een volledig alarm dat met een geautoriseerde
gebruikerscode moet worden gereset.
14 Paniek Stil
De functie Paniek Stil is identiek aan de functie Paniek, behalve dat er geen hoorbare of zichtbare indicatie
van de activering is, dat wil zeggen dat er geen sirenes of flitsers worden geactiveerd. Alleen de Paniek
uitgang (normaal kanaal 2 op de meldkamer ontvanger) signaleert het alarm. De activering (+) en het
herstel (–) van Paniek Stil-zones worden vastgelegd in het gebeurtenislogboek.
17 Link Ingang
Dit heeft geen alarmfunctie maar kan gebruikt worden om linken te activeren.
18 Reserve
De functie Reserve wordt gebruikt om zones die niet in gebruik zijn in het systeem te onderdrukken.
De weerstandaflezingen van het circuit, waaronder de sabotagefouten, activeren geen alarm.
OPMERKING: wij raden u aan om alle ongebruikte zones te programmeeren als Reserve en een
weerstand van 1 kΩ 1% aan te sluiten over elk van deze zones.
19 Brand
De functie Brand werkt constant. Wanneer deze functie is geactiveerd, krijgt een Brand-zone voorrang op
de parameter Sirene Vertraging en wordt onmiddellijk een alarm geactiveerd (Sirene, Flitser en Brand).
De bediendeelbuzzer en de luidsprekeruitgang van de centrale, indien aangesloten, laten een onderbroken
toon horen (één seconde aan, 0,5 seconde uit), dat eenvoudig van de andere vormen van alarmen valt te
onderscheiden. Met een geldige code wordt de activering van Brand geannuleerd.
52 - Programmeer Zones (vervolg)
77