51 - Parameters (vervolg)
6. RF Controle
De RF Controle waarschuwt de gebruiker dat het systeem niet in staat is om de status van de detector te
bepalen. Er zijn twee opties:
0 = Uit
Met deze optie wordt de controle van de RF Inschakel Voorwaarden (zie hoofdstuk 8, RF Inschakel
Voorwaarden) uitgeschakeld.
1 = Aan
Met deze optie wordt de controle van de RF Inschakel Voorwaarden ingeschakeld.
55 = DD243
Met de opties van deze parameter kan de bevestigde alarmrapportagebewerking worden gewijzigd om het
systeem aan te passen aan de eisen van DD243: 2002, afhankelijk van het type installatie. De standaardopties
moeten worden gebruikt in alle installaties waar keyfobs voor het uitschakelen worden gebruikt.
1. Bevestigings Tijd
0 - 60 minuten, 0 = Volledige inschakel periode
2. Bevestigings Mode
Dit geeft aan of en wanneer een ononderbroken bevestigd alarmrapport kan worden gegenereerd.
Een ononderbroken alarm betekent dat twee aparte alarmzones moeten worden geactiveerd tijdens de
ingeschakelde periode binnen het bevestigde alarmtijdtijdvenster. Deze optie heeft vier instellingen:
0 = Uitgeschakeld
Er worden signalen voor een bevestigd alarm gegenereerd
1 = Tot Laatste (zonder keyfobs)
Deze optie betekent dat bevestigd alarm kan optreden tijdens de ingeschakelde staat totdat een Laatste
Deur zone wordt geactiveerd en de ingangstijd wordt gestart. Vanaf dat moment kan geen bevestigd
alarm worden gegenereerd totdat een gebruiker het systeem uitschakelt en vervolgens weer inschakelt.
2 = Behalve Laatste (met keyfobs). Dit is de standaardinstelling.
Deze optie houdt in dat bevestigd alarm kan worden gegenereerd tijdens de ingeschakelde staat,
behalve tijdens de ingangsvertragingsperiode. Als een Laatste Deur zone de ingangstijd start en een
tijdsoverschrijding optreedt, treedt de functie voor bevestigd alarm weer in werking nadat de
ttijdsoverschrijding is opgetreden.
3 = Altijd Bevestiging (Geen DD243)
Deze optie betekent dat bevestigd alarm kan worden gegenereerd door een alarm dat op een willekeurig
moment tijdens de ingeschakelde staat is geactiveerd.
3. Bediendeel Restrictie
Deze optie kan worden gebruikt om de voorkomen dat bediendelen onder normale fouten het systeem
uitschakelen. Dit kan gebruikt worden om gebruikers te forceren om altijd uit te schakelen met keyfobs
vanwege conformiteit met DD243:2002.
Deze optie heeft drie instellingen:
0 = Uit (standaard)
Het systeem kan altijd met bediendelen worden uitgschakeld.
1 = Tijdens Inloop
Het bediendeel kan het systeem op elk moment uitschakelen, behalve tijdens de normale ingangstijd.
Deze optie kan gebruikt worden om ervoor te zorgen dat gebruikers altijd hun keyfobs gebruiken maar
niet volledig buitensluiten als een keyfob is verloren of beschadigd.
Installatiehandleiding bij de Galaxy 2 Series
70