Installatiehandleiding bij de Galaxy 2 Series
RF Hints en Tips
HOOFDSTUK 8: RF HINTS EN TIPS
RF installeren
Het systeem werkt met de 5800-ontvangers op ECP en/of de RF Portal op RS485. Er kunnen maximaal
twee RF-ontvangers in het systeem worden aangesloten (twee op de ECP-bus, twee op de RS485-bus
of één op elke bus) om 44 zones te ondersteunen. De twee RF-ontvangers vormen een aanvulling op de
prox-bediendelen. Alle programmering in het paneel is lokaal. Er kunnen maximaal 23 RF Keyfobs en
23 prox-tags/kaarten aan het systeem worden toegevoegd.
RF-zones
Ter vereenvoudiging van de installatie kunt u signaalsterkte voor elke Alpha- of V2-protocoldetector aflezen.
U kunt de sterkte aflezen op het bediendeel tijdens de looptest (optie 31), in display zones (optie 21) en in
programmeer zones (optie 52).
De afhandeling van alle RF-apparaten vindt plaats in de centrale. Op de ontvanger vindt geen dataverwerking
plaats. Op deze manier kunnen alle zenders bij het alarmpaneel signaleren via de dichtstbijzijnde ontvanger
(roaming) volgens het 5882-systeem, maar inclusief Rolling Code keyfobs.
RF Inschakel Voorwaarde
Er is een voorziening aanwezig waarmee het inschakelen wordt voorkomen als een van de randapparaten
binnen de voorgaande 20 minuten geen supervisiesignaal heeft verzonden. Er wordt alleen een indicatie
gegeven als RF Controle is ingeschakeld (zie menu
51.50.6= Parameters.RF Opties.RF Controle). De betreffende apparaten worden aangegeven wanneer
de gebruiker de inschakelprocedure start. Deze fout is geen fout. De 2Uur-supervisiestoring is een fout. Deze
inschakel voorwaarde is slechts een waarschuwing voor de gebruiker dat het systeem de status van de detec-
tor niet kan bepalen.
OPMERKING: deze functie controleert alleen zones waarvoor RF supervisie is ingeschakeld
(zie menu 52.5.3=Programmeer Zones.RF Opties.Supervisie).
RF diagnose
Er zijn voorzieningen aanwezig waarmee het paneel de volgende informatie kan opnemen en doorgeven aan
de software voor remote service voor remote diagnose.
1. Minimum signaalsterkte voor elke detector van elke ontvanger.
2. Huidige signaalsterkte voor elke detector van elke ontvanger.
3. Maximum achtergrondruis voor elke ontvanger.
4. Huidige achtergrondruis voor elke ontvanger.
5. Status van de batterij van de melder.
OPMERKING:
punt 5 geldt alleen voor ontvangers van de 5800 series.
99