De motor starten
WAARSCHUWING
Gevaar voor overrijden!
Neem altijd plaats in de bestuurdersstoel en
schakel de parkeerrem in voordat u de motor
start. Probeer de motor nooit te starten terwijl
u naast de machine staat.
Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden
tot ernstig of dodelijk letsel.
De contactsleutel (1) kan de startmotor en de brandstof-
toevoer alleen inschakelen indien het volgende het geval
is:
· HST-pedaal (2) staat in de neutraalstand.
· Aftakasschakelaar (3) staat in de uitgeschakelde stand.
1. Duw de gashendel (4) naar voren, naar ongeveer de
middelste stand.
2. Draai de contactschakelaar gedurende circa 8 secon-
den linksom in de stand "HEAT" (Verwarmen) (5) om
de motor voor te verwarmen.
3. Draai de contactschakelaar volledig rechtsom in de
stand "START" (6) wordt gezet. Zodra de motor start,
laat u de sleutel los in de middelste ingeschakelde
stand.
LET OP: Schakel de startmotor niet langer dan 10 se-
conden per keer in. Hierdoor kan de startmotor defect
raken.
4. Controleer of de indicatielampjes voor motoroliedruk
en laden van accu branden; de lampjes zouden
uit moeten zijn. Als een van deze indicatielampjes
brandt, schakelt u de motor onmiddellijk uit en contro-
leert u de motor op een mogelijk probleem.
OPMERKING: Het aanbrengen van de optionele in de on-
derste radiateurslang gemonteerde koelvloeistofdompel-
verwarmer is raadzaam als starthulp bij temperaturen la-
ger dan -18 °C (0 °F), aangezien dit systeem de motor-
koelvloeistof opwarmt.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
W0967A
4-10
1
83114145
2
76110460