Differentieelslotpedaal
WAARSCHUWING
Wanneer het differentieelslot is ingeschakeld,
is het lastig om te sturen. Dit kan leiden tot
een ongeval.
Gebruik het differentieelslot in het veld om de
trekkracht te vergroten, maar schakel het uit
bij het keren aan het einde van een rij. Rijd niet
met hoge snelheden of op de openbare weg
terwijl het differentieelslot is ingeschakeld.
Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden
tot ernstig of dodelijk letsel.
Het differentieelslotpedaal (1) bevindt zich op de linker
voetplaat. Het differentieelslotpedaal wordt gebruikt voor
extra tractie op natte of mulle grond.
Wanneer het differentieelslotpedaal wordt ingetrapt, wor-
den beide pignontandwielassen van de eindaandrijving
aan elkaar gekoppeld, zodat de wielen niet meer onaf-
hankelijk van elkaar kunnen draaien. Zodra een wiel op
natte of mulle grond begint te slippen, kunt u het differen-
tieelslot inschakelen voor extra tractie van het tegenover-
liggende wiel.
Om het differentieelslot te gebruiken, houdt u het pedaal
ingetrapt totdat het slot is ingeschakeld. Om schokken op
de aandrijflijn te voorkomen kan het differentieelslot het
best worden ingeschakeld wanneer de wielen langzaam
draaien. Wanneer een wiel snel draait (bijvoorbeeld op
ijs), stopt u met gasgeven en laat u de motor stationair
draaien voordat u het differentieelslot inschakelt, om be-
schadiging te voorkomen. Laat het pedaal los om het dif-
ferentieelslot uit te schakelen.
OPMERKING: In sommige gevallen kan het slot inge-
schakeld blijven nadat het pedaal wordt losgelaten. Dit
kan gebeuren als een van de achterwielen draait met een
hoger toerental dan het andere. Het slot kan in dit geval
op twee manieren worden uitgeschakeld:
• Verlaag de trekkracht op de trekstang door het heffen
of uitschakelen van het werktuig, zodat geen van beide
wielen neiging heeft tot slippen.
• Oefen een lichte remkracht uit op het wiel en met min-
der tractie.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN
W0292A
3-9
1
76110447