Servicecontroles - unit ingeschakeld
Alle servicecontroles moeten worden uitgevoerd met de
tractor op de normale bedrijfstemperatuur.
1.
Juiste werking van lampjes en instrumenten
en afsluiting van brandstoftoevoer bij
uitschakelen van contact
Hoofdstuk 4 – BEDIENINGSINSTRUCTIES.
2.
Vloeistof- & olielekkage
3.
Maximale toerentalinstelling hoog en laag
stationair toerental bij nullast
(Max: 2900 RPM, Idle: 1400 RPM)
4.
In- en uitschakelen van de aftakas - 4-2
5.
Keuzehendel voor bediening van de hydraulische
hefinrichting (HPL) - 3-14
6.
Werking van de hendel voor de vierwielaandrij-
ving (4WD) - 3-13
7.
Werking van de hydrostatische transmissie
(HST) - 4-19
Handtekening namens
de dealer
"Ik ben op de hoogte gebracht van de bediening, het onderhoud en de veiligheidsvoorzieningen van deze machine,
zoals beschreven in de gebruikershandleiding."
Handtekening van de
eigenaar
10 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN
10-4
Datum
Datum