Bedoeld gebruik
BEDOELD GEBRUIK VAN UW TRACTOR
Uw tractor is ontworpen en gebouwd voor het trekken,
dragen en aandrijven van een verscheidenheid aan ge-
monteerde of getrokken werktuigen, maar dit alles binnen
bepaalde fysieke grenzen. De werksnelheid en prestatie
kunnen van een aantal verschillende parameters afhan-
gen, bijvoorbeeld de weers- en terreincondities. Alhoe-
wel de tractor ontworpen is om in combinatie met ver-
schillende werktuigen te werken, kunnen er een aantal
combinaties van bovenstaande parameters zijn die een
ernstige afname van de tractorprestatie en/of het gemon-
teerde of getrokken werktuig in de hand werken. Als u
merkt dat de prestaties afnemen, dient u contact op te
nemen met uw dealer voor hulp. Deze beschikt moge-
lijk over nuttige informatie over verbeteringen; ook is het
mogelijk dat er een kit beschikbaar is voor het verbeteren
van de prestaties.
• Gebruik de tractor niet voor andere doeleinden dan
waarvoor de fabrikant hem heeft bestemd, zoals in
deze handleiding is beschreven.
• Gebruik de tractor niet buiten de limieten voor wat be-
treft helling en stabiliteit van het terrein die verderop in
deze handleiding zijn vermeld. Als u deze grenzen van
de tractor overschrijdt, kan dit ertoe leiden dat de trac-
tor omrolt of omslaat. Neem de aanbevelingen uit deze
handleiding in acht.
• Gebruik de tractor niet op hogere snelheden dan de be-
lasting en de omgeving toelaten. Nat terrein of andere
condities waarbij er weinig grip op de grond is kunnen
de remafstand langer maken of leiden tot instabiliteit
van het voertuig. Stem uw rijsnelheid altijd af op de be-
lasting van het voertuig en de eigenschappen van de
weg
• Gebruik de tractor niet nabij of op zachte oevers van
sloten en beken of oevers en bermen die zijn onder-
mijnd door knaagdieren. De tractor kan opzij zakken
en kantelen.
• Gebruik de tractor niet op instabiele brughoofden en
zwakke brugvloeren. Dergelijke constructies kunnen
instorten en de tractor zo doen omkantelen. Inspecteer
altijd de staat en het draagvermogen van bruggen en
oprijplaten voordat u er overheen rijdt.
• Gebruik de tractor niet zonder de veiligheidsgordel te
dragen gedurende activiteiten waarbij gevaar voor kan-
telen of omslaan bestaat. De cabine met kantelbeveili-
gingsinrichting (Roll-Over Protection Structure - ROPS)
of ROPS-constructie is pas volledig functioneel als de
bestuurder aan de stoel verankerd blijft.
• Gebruik geen gemonteerde werktuigen die niet bij de
tractor passen of die niet stevig bevestigd zijn. Derge-
lijke werktuigen verhogen de kans op omslaan en kun-
nen tegen de tractor slaan wanneer ze losraken. Zorg
dat de afmetingen van de driepuntsbevestiging van de
tractor en het werktuig overeenkomen conform de ca-
tegorieën die zijn vastgelegd in ISO 730. Controleer
1 - ALGEMENE INFORMATIE
of de afmetingen en de snelheid van de aftakas op de
tractors passen bij die van het werktuig.
• Gebruik de tractor niet in combinatie met werktuigen
zonder eerst de bij het werktuig geleverde specifieke
gebruikershandleiding te raadplegen. De tractor is een
universeel hulpmiddel voor het dragen, slepen en aan-
drijven van een keur aan materieel. Deze handleiding
alleen kan u niet alle informatie geven die nodig is voor
een veilig gebruik van de combinatie.
• Gebruik de tractor niet buiten de limieten voor dynami-
sche stabiliteit. Hoge snelheid, abrupte manoeuvres,
en het snel en scherp nemen van bochten verhogen
het risico op kantelen.
• Gebruik de tractor niet voor trekwerk, in gevallen
waarin u niet weet of de lading zal meegeven, bij-
voorbeeld bij het trekken van boomstronken. Als de
boomstronk niet meekomt, kan de tractor omslaan.
• Wees uiterst voorzichtig wanneer u met de tractor op
voedersilo's zonder betonnen zijwanden werkt. Dub-
bele wielen of een brede spoorinstelling kunnen de zij-
delingse stabiliteit van de tractor verbeteren.
• Houd er rekening mee dat het zwaartepunt van de trac-
tor hoger kan komen te liggen wanneer lasten op de
voorlader of driepuntshef worden geheven. In derge-
lijke omstandigheden kan de tractor sneller dan ver-
wacht omkantelen.
• Stap niet van de tractor af zonder de PTO uit te scha-
kelen, de transmissie in de parkeerstand of neutrale
stand te zetten en de parkeerrem te activeren, tenzij
er voor bepaalde werktuigen, bijvoorbeeld pompen of
houtversnipperaars, continu PTO bedrijf vereist is. Der-
gelijke werktuigen kunnen een noodstopinrichting op
het werktuig zelf hebben, aangezien de operator tijdens
het bedrijf bepaalde handelingen moet kunnen uitvoe-
ren. Maar andere werktuigen, ingeschakeld en aange-
dreven door de tractor, beschikken niet over geen an-
der middel om de vermogensoverbrenging te stoppen
dan de PTO koppeling van de tractor.
• U dient de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te ne-
men om altijd op de hoogte te zijn van de eventuele
aanwezigheid van omstanders, zeker wanneer u ma-
noeuvreert in krappe gebieden, bijvoorbeeld op het erf
en in schuren. Houd omstanders uit de buurt van de
tractor tijdens de werkzaamheden en vraag hen om het
veld te verlaten. Er bestaat niet alleen het risico om
onder de tractor te komen, maar bepaalde op de trac-
tor gemonteerde werktuigen, zoals draaiende maaiers,
kunnen voorwerpen wegslingeren en zo letsel veroor-
zaken. Stenen kunnen verder weggeslingerd worden
dan het gemaaide gewas. Let extra op wanneer u
werkt naast de openbare weg of voetpaden. Voorwer-
pen kunnen tot buiten het veld worden weggeslingerd
en onbeschermde personen zoals fietsers of voetgan-
gers raken. Wacht met het oogsten aan de rand van
het veld tot de omgeving daarvan vrij is van omstan-
ders.
1-3