IV RIJDEN MET UW VOERTUIG
bestuurder altijd een aangepaste beschermende rijkledij en uitrusting
draagt, onder meer een goedgekeurde helm, oogbescherming, laarzen,
handschoenen, een hemd met lange mouwen en een lange broek. Deze
kledij zal u beschermen tegen een aantal kleinere risico's die u onderweg
kunt tegenkomen. De bestuurder mag nooit losse kledij dragen, zoals een
sjaal, die in het voertuig, boomtakken en struiken verstrikt kan raken. Af-
hankelijk van het weer hebt mogelijk u een antimistbril of zonnebril nodig.
Er zijn lenzen en brillen in verschillende kleuren verkrijgbaar, waarmee
variaties in het terrein beter te onderscheiden zijn. Draag uw zonnebril
enkel overdag.
3) Een passagier vervoeren
1-UP-modellen
Dit voertuig is specifiek ontwikkeld voor het vervoer van slechts ÉÉN (1)
bestuurder. Installeer geen passagiersstoel en laat nooit een passagier
plaatsnemen op de bagagerekken.
2-UP-modellen
Dit voertuig is specifiek ontwikkeld voor het vervoer van een bestuurder
en ÉÉN (1) passagier. De passagier moet plaatsnemen op de daartoe
voorziene passagiersstoel en zich altijd vasthouden aan de handgrepen.
Installeer NOOIT een andere passagiersstoel dan het door BRP aanbevolen
model. Laat geen passagier(s) plaatsnemen op de bagagerekken. Wanneer
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE
53