II BIJZONDERE VEILIGHEIDSBERICHTEN
-
Houd steeds de juiste bandenspanning aan. Wanneer u de banden
vervangt, mag u alleen de aanbevolen bandenmaat en type gebruiken.
Zie het hoofdstuk SPECIFICATIES voor meer informatie over de banden.
-
Wanneer u sneller rijdt dan uw vaardigheid of de omstandigheden
toelaten, kunt u verwondingen oplopen. Geef maar net genoeg gas
om veilig vooruit te komen. Uit statistieken blijkt dat snel genomen
bochten vaak tot ongelukken en verwondingen leiden. Vergeet nooit
dat dit voertuig zwaar is! Als het met zijn volle gewicht op u valt kunt
u gewond raken.
-
Dit voertuig dient niet om te springen. Het is ook niet in staat de
energie op te vangen die vrijkomt bij manoeuvres zoals springen en
die mogelijk op u, de bestuurder, zal worden overgebracht. Als u op
twee wielen probeert te rijden kan uw voertuig kantelen en op u te-
rechtkomen. Deze beide stunts zijn erg gevaarlijk voor u en uw passa-
gier (2-UP-modellen) en moeten tot elke prijs worden vermeden.
2-UP-modellen
Als bestuurder moet u het volgende doen:
-
Vergeet niet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid
van zijn passagier.
-
Informeer de passagier over de basisregels voor een veilige rit.
-
Instrueer de passagier om de veiligheidslabels van het voertuig te lezen
en de VEILIGHEIDSFILM te bekijken.
-
Oefen de manoeuvres die in deze Gebruikershandleiding worden be-
schreven altijd met en zonder passagier. Met passagier is er een gro-
tere vaardigheid nodig.
-
Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote in-
vloed op de besturing en de stabiliteit van uw voertuig. Vertraag op
veilige wijze. Wees voorzichtig. Probeer in geval van twijfel niet om
de passagier te laten afstappen voordat u een maneuver uitvoert.
-
Vergeet nooit dat wanneer u met een passagier rijdt, dit een grote in-
vloed heeft remafstand van uw voertuig. Voorzie een langere remaf-
stand.
-
Neem nooit een passagier mee op een 2-UP-model als de passagiers-
zitting niet is geïnstalleerd.
-
Neem nooit meer dan één (1) passagier mee. Laat de passagier nergens
anders dan op de aangewezen passagierszitting zitten.
-
Vervoer nooit een passagier indien u vindt dat hij/zij onvoldoende in
staat is zich te concentreren op de omstandigheden op het terrein en
zich hieraan aan te passen.
-
Vervoer nooit een passagier die onder invloed van drugs of alcohol is
of die zich moe of ziek voelt. Dit vertraagt de reactiesnelheid en ver-
troebelt het inschattingsvermogen.
18
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE