Comfort
Airconditioning AAN/UIT
de airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in
elk seizoen.
dit systeem maakt het mogelijk om:
-
in de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
in de winter, bij temperaturen hoger dan
3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen
F druk op de toets A/C om het
airconditioningssysteem in te schakelen.
als het lampje onder de toets brandt, is de
airconditioning ingeschakeld.
de airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F druk de toets "A/C" nogmaals in om het
airconditioningssysteem uit te schakelen.
als het lampje onder de toets gedoofd is, is
de airconditioning uitgeschakeld.
102
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
de toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslagen raken.
de luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
deze functie kan ook worden gebruikt om het
interieur sneller te verwarmen of af te koelen.
F druk deze toets in om de lucht in
het interieur te laten recirculeren
of om de toevoer van buitenlucht
in te schakelen.
als het lampje op de toets gedoofd is, is de
toevoer van buitenlucht ingeschakeld.
als het lampje op de toets brandt, is de
luchtrecirculatie ingeschakeld en is de toevoer
van buitenlucht afgesloten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Functie "Mono"
het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
op de secundaire pagina van het menu
"Airconditioning":
F druk op deze toets om de functie
"Mono" in of uit te schakelen.
het lampje van de toets brandt
als de functie is ingeschakeld.
de functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan passagierszijde
gebruikt.