Onderhoud elektrisch
systeem
Zekeringen
De zekeringhouder bevindt zich onder het
bedieningspaneel.
Figuur 51
1. Zekeringhouder
Onderhoud van de accu
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
Accuklemmen, accupolen en dergelijke
onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Van deze stoffen is bekend dat ze kanker
en schade aan de voortplantingsorganen
veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met
deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan
de machine verricht, moet u de aardingskabel
loskoppelen van de accu om beschadiging van het
elektrische systeem te voorkomen.
Opmerking: Controleer de conditie van de accu en het
accuzuurpeil elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg
ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing
schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom
afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak
wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en
water. Omspoelen met schoon water. Smeer een dun
laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of
vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om
corrosie te voorkomen.
2. Aansluitpunt accessoires
Onderhoud
aandrijfsysteem
Toespoor achterwielen
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren
Uitsluitend modellen 30627 en 30631
De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of
uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld. Om het
toespoor van de achterwielen af te stellen, moet u de
afstand hart-op-hart ter hoogte van de wielnaven aan
de voorzijde en achterzijde van de achterwielen meten.
Ingeval van inspoor of uitspoor moeten de wielen
worden afgesteld.
1. Draai het stuurwiel zodanig dat de achterwielen recht
naar voren wijzen.
2. Verwijder de pen en moer van één van de
kogelverbindingen van de trekstang die bevestigd
zijn aan de bevestigingsbeugel van de as en haal de
kogelverbinding los van de as (Figuur 52).
1
1. Kogelverbinding
2. Spoorstang
3. Draai de schroef op de klem van de spoorstang los
(Figuur 52). Draai de kogelverbinding verder of
terug om de lengte van de trekstang aan te passen.
4. Plaats de kogelverbinding op de bevestigingsbeugel
en controleer het wiel op spoorafwijking (inspoor).
5. Als de juiste afstelling is bereikt, de schroef op
de stangklem aandraaien en de kogelverbinding
vastzetten op de bevestigingsbeugel.
Uitsluitend modellen 30626 en 30630
De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of
uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld. Om het
toespoor van de achterwielen af te stellen, moet u de
afstand hart-op-hart ter hoogte van de wielnaven aan
42
3
2
Figuur 52
3. Klem van de trekstang
G011647