6 Testen en probleemoplossing
6.1 Het systeem testen
Breng uw beheerstation op de hoogte wanneer u begint en eindigt met testen van het alarmsysteem. Het is de verantwoordelijkheid van de gebrui-
ker om het alarmsysteem wekelijks te testen (behalve rookdetectoren). Zorg dat u alle stappen in de onderstaande twee tests uitvoert.
• Systeem inschakelen
• Programmeer opties zoals vereist (Zie Programmeringssectie )
• Breek in bij zones en herstel ze weer
• Controleer of de juiste rapportagecodes naar het centrale station worden verzonden
Alarmgever en scherm testen
Om dit te doen een Alarmgever en scherm testen:
1.
Druk op [ ][8] [Hoofdcode] [4]. Het volgende gebeurt:
• Het alarmsysteem laat het belsignaal 2 seconden op normaal volume horen en
2 seconden op hoog volume. Alle schermlampjes en LCD-pixels worden ingeschakeld.
• De LED's Gereed, Ingeschakeld, Probleem en Aan/Uit blijven knipperen zolang de test duurt.
2.
Druk op [ # ] om het functiemenu te sluiten.
Looptest
Met de Looptest kunt u de werking van elke detector in het alarmsysteem testen. Wanneer u zich in de modus Looptest bevindt, ziet u dat de
LED's Gereed, Ingeschakeld en Storing op het bediendeel knipperen om aan te geven dat de test actief is. Wanneer er tijdens de test een zone
wordt geschonden, klinkt er op alle systeembediendelen een toon van 2 seconden om aan te geven dat die zone goed werkt. Als u opnieuw op
[*][6][hoofdcode][8] drukt, wordt de modus Looptest afgesloten. Het systeem beëindigt de test automatisch als er 15 minuten geen zoneactiviteit
is geweest. Vijf minuten voor de test is afgelopen, klinkt er een hoorbare waarschuwing (om de 10 seconden 5 pieptonen).
i
De toetsen [B]rand, [H]ulp en [N]ood of de brand- en koolmonoxidezones mogen tijdens een looptest niet worden geactiveerd. Als er tijdens een
test op een toets [B], [H] of [N] is gedrukt, of als er een brand- of CO-alarm is gedetecteerd, wordt de looptest automatisch beëindigd en worden de
rapportagecodes voor het alarm direct naar de meldkamer verstuurd.
Om dit te doen een looptest:
1.
Controleer voordat u gaat testen of het alarmsysteem is uitgeschakeld en het lampje Gereed brandt.
2.
Druk op [ # ] en sluit alle zones om het alarmsysteem terug te brengen naar de status Gereed.
3.
Voer een alarmsysteemtest uit door de stappen uit de vorige sectie uit te voeren.
Druk op [ ][6][Hoofdcode][8] om de Looptest te starten.
4.
5.
U test de zones door de detectoren een voor een te activeren (door bijvoorbeeld elke deur/elk raam te openen of ruimtes met bewegingsdetec-
toren te betreden).
Wanneer elke zone (detector) is geactiveerd, geeft het Alarm systeem "Syst. neit Veilig voor Inschak. < >" of "Veilig voor In" afhankelijk
van het zonetype en klinkt de sirene 2 seconden lang. Gebruik de toetsen [ < ][ > ] om te bekijken welke zones zijn geopend. Het bericht verd-
wijnt wanneer alle zones zijn gesloten.
6.2 Het systeem terugzetten naar de fabrieksinstellingen
Als u het alarmsysteem terugzet naar de fabrieksinstellingen, wordt het teruggezet naar de instellingen die in de fabriek zijn geprogrammeerd.
Alle geprogrammeerde gegevens, zoals Draadloze registratie, Telefoonnummers enz. gaan dan verloren.
• De installateurcode wordt teruggezet naar [5555].
• De hoofdcode wordt teruggezet naar [1234].
Zachte reset
1.
Systeemreset openen vanuit het scherm "Systeem gereed voor inschak,"druk op [ ][8][XXXX]. waarbij [XXXX] de nieuwe installateurcode
vertegenwoordigt die is geprogrammeerd in Systeemprogrammering om de standaard installateurcode 5555 te vervangen.
2.
Druk op [999][XXXX][999] om te resetten.
Andere softwareresets zijn:
• Alleen paneel [998]
• Draadloze apparaten [996]
Harde reset
Bij een hardwarereset wordt dezelfde functie als hierboven uitgevoerd. Deze reset moet u uitvoeren wanneer u de installateurcode niet weet of
wanneer het bediendeel niet communiceert met het alarmsysteem. Voer de volgende stappen uit:
1.
Schakel het systeem uit.
2.
Verwijder de behuizing van de PC9155.
3.
Verbind op het aansluitblok de I/O-aansluiting 1 met I/O-aansluiting 2 door en zorg dat niets anders met deze twee aansluitingen verbonden is.
4.
Schakel het systeem 20 seconden in (er klinken 5 pieptonen om aan te geven dat het resetten is gelukt).
5.
Schakel het systeem uit en verwijder de doorverbinding tussen I/O-aansluiting 1 met I/O-aansluiting 2.
Labelprogrammering wordt opgeslagen op het systeem en lokaal in de bediendelen.
6 Testen en probleemoplossing
6-1