[][6][Hoofdcode/Supervisiecode]
[][7][1/2]
[][8][Installeurcode]
[][9][Gebruikerscode]
[][0]
[][1] – Aanwezig/afwezig-zones opnieuw activeren/overbruggen
Druk op [][1] om de overbrugmodus te openen. Als de optie Code vereist voor overbruggen is ingeschakeld, voert u een geldige gebruikerscode
in. Het bediendeel geeft ga naar overbrugzones' weer. Het bediendeel geeft de geprogrammeerde zonelabels weer met de letter 'O' in de hoek
rechtsonder als de zone is geschonden en de letter 'B' als de zone is overbrugd. Ga naar de toepasselijke zone en druk op de toets [] om de
overbrugstatus te wijzigen (of voer het tweecijferige zonenummer in). Wanneer de juiste zones zijn overbrugd, drukt u op [#] om af te sluiten. Als
optie 1 van sectie [022], Toegangscode vereist voor [*][1], [*][2], [*][3] is ingeschakeld, moet er een geldige toegangscode worden ingevoerd
voordat de zones kunnen worden overbrugd. Deze functie heft sectie [015] optie 5 op.
Aanvullende overbrugopdrachten:
Overbruggingen opnieuw opnemen:
Overbruggingen wissen:
Overbruggingen opslaan:
Opgeslagen opnieuw opnemen:
Aanwezig/afwezig- en nachtzones opnieuw activeren:
Druk op [][1] wanneer het systeem is ingeschakeld in de modus om de inschakelstatus te wijzigen in de modus Afwezig of Nacht. De Aanwezig/
afwezigzones worden weer aan het systeem toegevoegd wanneer de uitloopvertragingstijd is verstreken.
i
Als er zones zijn die zijn geprogrammeerd als Nachtzones (zonedefinitie 37), wordt met een druk op [][1]
terwijl het systeem in de modus Aanwezig is, wordt de modus Nacht geactiveerd in plaats van de modus Afwezig.
Alleen nachtzones worden omzeild. De zones Aanwezig en Afwezig worden weer aan het systeem toegevoegd.
[][2] – Storingen weergeven
Zie hoofdstuk 6: Testen en storingoplossing voor hulp bij het oplossen van storingen en gedetailleerde beschrijvingen van alle storingtoestanden. Als
optie 1 van sectie [022], Toegangscode vereist voor [*][1], [*][2], [*][3] is ingeschakeld, moet er een geldige toegangscode worden ingevoerd voordat de
voordat storingtoestanden weergegeven. Wanneer u een storing wilt opheffen in het menu Storing, schuift u naar rechts of links en drukt u op [*] wanneer
de storingsbevestiging op het bediendeel wordt weergegeven.
U kunt ook op de toets "9" drukken om de bestaande problemen te bevestigen en op te heffen. U heft open zones, storingszones of gesaboteerde zones op
met de functie Zoneoverbrugging ([*][1]).
[][3] – Alarmgeheugen weergeven
Met een druk op de scroll <> wordt een bericht "Alarmen in geheugen" weergegeven als er een alarm was gegaan in de laatste ingeschakelde
periode. Met een druk op [][3] wordt het bericht "Scroll alarmen te bekijken" weergegeven. Als optie 1 van sectie [022], Toegangscode vereist
voor [*][1], [*][2], [*][3] is ingeschakeld, moet er een geldige toegangscode worden ingevoerd voordat Alarmen in geheugen worden weergegeven.
[][4] – Deurbel inschakelen/uitschakelen
Druk op [][4]. Het bediendeel laat 3 korte pieptonen horen om aan te geven dat de deurbelfunctie is ingeschakeld en een constante toon van
2 seconden als deze is uitgeschakeld. Deze functie kan ook worden uitgevoerd door de functietoets Bel twee seconden ingedrukt te houden.
[][5] – Gebruikerscodes wilt programmeren
In de volgende tabel vindt u de beschikbare gebruikerscodes:
Code
[01] – [16]
[40]
Gebruikerscodes programmeren
Druk op [][5] en voer de hoofdcode in. Het bediendeel geeft de eerste gebruiker weer (gebruiker 01) en neemt de letter 'P' op als de
gebruikerscode geprogrammeerd is. Scroll naar de toepasselijke gebruiker en druk op de toets [] om deze gebruiker te programmeren (of voer het
tweecijferige zonenummer in). Voer een nieuwe vier- of zescijferige gebruikerscode in of druk op [] om de gebruikerscode te verwijderen. Nadat
u de gebruikerscode hebt geprogrammeerd of verwijdert, schuift u naar een andere gebruiker of druk op [#] om af te sluiten.
Proximity-tags kunnen worden toegewezen aan een geprogrammeerde code op WT5500P-bediendelen. Na het
i
toewijzen van een gebruikerscode wordt u gevraagd om de tag te verwisselen. Er wordt dan een proximity-tag
aan de gebruikerscode toegewezen. Rechtsonder de gebruikerscode ziet u dan een T die aangeeft dat er een fob
aan die code is gekoppeld. Wanneer u een proximity-tag wilt verwijderen, moet u de gebruikerscode
verwijderen. Raadpleeg het installatieblad van de proximity-tag voor meer informatie. De proximity-tag kan bij
alle instructies in de sectie Werking van deze handleiding in plaats van de toeloopcode worden gebruikt.
Gebruikersfuncties
Uitvoer opdrachten 1 en 2
Installateurprogrammering
Geen toegang inschakelen
Snel inschakelen (uitgeschakelde status)/Snel afsluiten (ingeschakelde status)
Druk in de overbrugmodus op [99]. Het bediendeel neemt de laatste groep overbrugde
zones opnieuw op in de overbruggroep.
Druk op [00]. Het bediendeel wist de overbruggingen van alle zones.
Druk op [95]. Het bediendeel slaat op welke zones handmatige handmatig zijn overbrugd.
Druk op [91]. Het bediendeel neemt alle opgeslagen overbrugde zones opnieuw op in de
overbruggroep.
Type
Algemene gebruikerscodes
Hoofdcode
Functie
Bepaald door de geprogrammeerde kenmerken hieronder
Alle hieronder beschreven kenmerken
3-2
3 Bediening