12. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte zonder
goede ventilatie lopen. Uitlaatgassen zijn
gevaarlijk en kunnen de dood veroorzaken.
13. Controleer elke dag of de interlockschakelaars
goed functioneren. Vertrouw niet uitsluitend op de
veiligheidsschakelaars maar gebruik uw gezond
verstand. Als een schakelaar defect is, moet u deze
vervangen voordat u de machine gebruikt. Het
interlocksysteem is voor uw bescherming:
verwaarloos het dus niet. Vervang alle
interlockschakelaars om de twee jaar.
14. Het gebruik van machine vereist oplettendheid en
om te voorkomen dat u de controle over het stuur
verliest, moet u de volgende punten in acht nemen:
A. Werk uitsluitend bij daglicht of goed
kunstlicht.
B. Rij langzaam. Vermijd plotseling stoppen en
starten.
C. Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
D. Kijk achter de machine voordat u
achteruitrijdt.
E. Rij niet te dicht langs zandkuilen, greppels,
sloten of andere gevaarlijke punten.
F.
Verminder de snelheid als u een scherpe bocht
maakt of draait op een helling.
15. Rij voorzichtig op een helling. U mag daarom
nooit plotseling starten of stoppen bij het op en
afrijden van een helling. Schakel nooit de as als de
machine beweegt. De machine moet op een vlak
oppervlak staan en/of de remmen moeten in
werking worden gesteld om freewheelen te
voorkomen.
16. De bestuurder moet bedreven en getraind zijn in
het rijden op hellingen. Onvoorzichtig rijden op
heuvels of hellingen kan tot gevolg hebben dat u
de controle over het voertuig verliest en het
voertuig kantelt of omkiept. Dit kan lichamelijk of
dodelijk letsel veroorzaken.
17. Dit product kan een geluidsniveau van meer dan
85 dB(A) produceren bij de bestuurdersstoel. Bij
langdurige blootstelling aan lawaai wordt
geadviseerd oorbescherming te gebruiken om de
kans op blijvende gehoorschade te verminderen.
18. Als u een machine met vierwielaandrijving
gebruikt, moet u altijd tegelijk de veiligheidsgordel
en de omkiepbeveiliging gebruiken en moet de
draaipen van de stoel zijn gemonteerd.
19. Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en
de top van een helling niet kan bereiken, mag u de
machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam
in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden.
20. Hef altijd de maaidekken op en zet deze vast in de
transport-stand voordat u van het ene werkgebied
naar het andere rijdt.
21. NEEM GEEN RISICO'S DIE LETSEL
KUNNEN VEROORZAKEN! Als er
onverwachts een persoon of huisdier in of in de
buurt van het maaigebied verschijnt, moet u
STOPPEN MET MAAIEN. Onvoorzichtig gebruik
in combinatie met de hoeken van het terrein,
afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen
kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen
voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets
of niemand meer in het maaigebied is.
22. Raak de motor, geluiddemper of uitlaatpijp niet aan
als de motor loopt of direct nadat u deze heeft
afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden
veroorzaken.
23. Als een maaidek een vast voorwerp raakt of
abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de
motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en
wachten totdat alle bewegende onderdelen tot
stilstand zijn gekomen. Controleer het maaidek op
beschadigingen. Repareer of vervang beschadigde
onderdelen voordat u het voertuig weer in gebruik
neemt.
24. Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
A. Stel parkeerrem in werking.
B. Zet het tractiepedaal in de neutraalstand en de
asschakelaar van de HI- op de LO-stand.
C. Schakel de maaidekken uit en wacht totdat
alle maaimessen tot stilstand zijn gekomen.
D. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit
het contact.
E. Parkeer nooit op een helling tenzij de wielen
zijn vastgezet of geblokkeerd.
25. Gebruik uitsluitend een stijve sleepstang als u de
machine moet slepen. Gebruik een aanhanger voor
normaal transport.
Onderhoud
26. Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de
machine verricht of deze afstelt, moet u de motor
afzetten en het sleuteltje uit het contact
4